Artikel 10a Nieuwe premieovereenkomst

1 Bij een nieuwe premieovereenkomst berekent de pensioenuitvoerder de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse. De pensioenuitvoerder informeert de werkgever of de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen hierover.

2 Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een variabele uitkering.

3 De solidariteitsreserve is onderdeel van de nieuwe premieovereenkomst.

4 De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectieve beleggingsbeleid worden in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens en de solidariteitsreserve verwerkt door middel van vastgelegde toedelingsregels die aansluiten bij de risicohouding per leeftijdscohort, waarbij in de toedelingsregels bepaald kan worden dat het beschermingsrendement voor het renterisico wordt toebedeeld ofwel op basis van wijziging van de rentetermijnstructuur die de toezichthouder beschikbaar stelt ofwel rechtstreeks uit het rendement van de daarvoor bestemde beleggingen. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat worden verwerkt door middel van aparte toedelingsregels of de solidariteitsreserve.

5 De toedelingsregels voor de beschermingsrendementen en overrendementen voor het beleggingsrisico zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

6 Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen kan niet negatief zijn.

7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de scenario-analyse en de toedelingsregels.

1 Bij een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst wordt het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies uiterlijk op de pensioendatum omgezet in een vastgestelde uitkering.

2 In afwijking van het eerste lid kan het kapitaal vanaf de pensioendatum geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van een variabele uitkering.

Consultatiedocument, p. 19:

De risicohouding per leeftijdscohort is een belangrijk uitgangspunt voor de inrichting van het beleggingsbeleid en afhankelijk van de pensioenregeling ook voor de uitwerking van toedelingsregels, inclusief afspraken over de solidariteitsreserve en eventuele spreiding van schokken. Hiermee wordt geborgd dat pensioenuitvoerders zich goed rekenschap geven over hoeveel risico hun deelnemers willen en kunnen lopen in de hoogte van hun pensioen en aldus beleggen in het belang van de deelnemers (prudent person beginsel). Bij de vormgeving van het beleggingsbeleid en de uitwerking van toedelingsregels moet dan ook nadrukkelijk worden aangesloten op de risicohouding per leeftijdscohort. En ook nadien wordt periodiek getoetst of het gevoerde fondsbeleid nog steeds past bij de vastgestelde risicohouding.

[…]

Consultatiedocument, p. 24-27:

3.3 Het kader voor het nieuwe contract

Het nieuwe contract is een nieuwe vorm van een premieovereenkomst, waarbij de pensioenopbouw in de vorm van een persoonlijk voor de uitkering gereserveerd vermogen wordt gecombineerd met het behoud van de collectieve en solidaire elementen die zich hebben bewezen in de huidige uitkeringsovereenkomst. Evenals meestal het geval is in de reeds bestaande premieregelingen wordt de hoogte van de door sociale partners toegezegde premie afgeleid uit een door sociale partners beoogde pensioendoelstelling. Ten aanzien van het nieuwe contract is daarover in de hoofdlijnennotitie het volgende afgesproken: “De arbeidsvoorwaardentafel bepaalt vóóraf de pensioendoelstelling en stelt voor een vóóraf afgesproken periode een daarbij passende premie beschikbaar.”33 Dit onderdeel wordt nader beschreven in paragraaf 3.3.1. Daarnaast wordt op basis van een collectief beleggingsbeleid rendement en risico toebedeeld naar leeftijd, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen beschermingsrendementen en overrendementen ten behoeve van de beoogde koopkrachtstijging van pensioenen. Dit mechanisme vormt de kern van het nieuwe contract en het kader hiervoor wordt beschreven in paragraaf 3.3.2. Spreiding van financiële mee- of tegenvallers vormt een additionele mogelijkheid om volatiliteit in de uitkeringsfase te beperken. Dit wordt beschreven in paragraaf 3.3.3.
Een ander belangrijk element van het nieuwe contract is de verplichte solidariteitsreserve. Het kader voor dit integrale onderdeel van het nieuwe contract wordt beschreven in paragraaf 3.3.4.

3.3.1. Consistentie tussen stabiele premie en pensioendoelstelling in het nieuwe contract
In de hoofdlijnennotitie is afgesproken dat sociale partners voor een vóóraf afgesproken periode een toereikende premie vaststellen in verhouding tot de tevens door hen afgesproken pensioendoelstelling. De vaststelling van de consistentie tussen premie en pensioendoelstelling is een uitsluitende verantwoordelijkheid van sociale partners. Bij het vaststellen van consistentie tussen premie en pensioendoelstelling spelen twee aspecten een rol, zoals ook de hoofdlijnennotitie benoemt: het beoogde niveau van toekomstige pensioenuitkeringen en de kans dat de afgesproken pensioendoelstelling wordt gehaald. Om deze aspecten in samenhang te kunnen bezien is een scenario-analyse nodig, waarin de uitkomsten op basis van een bepaalde premie in meerdere scenario’s door sociale partners gewogen kunnen worden. Het is aan sociale partners om aan de hand van de verschillende scenario’s te bepalen bij welke premie sprake is van een evenwichtige balans tussen premie, de beoogde pensioendoelstelling en een aanvaardbare kans dat deze doelstelling wordt gehaald.

De pensioenuitvoerder speelt in dit proces van premievaststelling een faciliterende rol. Op basis van een voorgeschreven uniforme scenarioset maakt de pensioenuitvoerder berekeningen ten behoeve van de premievaststelling door sociale partners. Bij die berekeningen gaat de pensioenuitvoerder uit van het vastgestelde beleggingsbeleid. Dit sluit niet uit dat sociale partners ook andere adviseurs bij dit proces kunnen betrekken. Wettelijk zal worden voorgeschreven dat het pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding sociale partners moet informeren op basis van een voorgeschreven uniforme scenarioset over de kans dat de door sociale partners beoogde pensioendoelstelling – gegeven de door sociale partners gewenste premie – wordt behaald. Dit kan sociale partners aanleiding geven om de premiehoogte en/of pensioendoelstelling nogmaals in ogenschouw te nemen. Voor het pensioenfonds is de door sociale partners uiteindelijk vastgestelde premie de pensioentoezegging op basis waarvan zij de pensioenregeling altijd kunnen uitvoeren. Er is immers geen sprake meer van een aan de deelnemers toegezegde pensioenuitkomst, waar een kostendekkende premie tegenover moet staan.

Uiterlijk iedere vijf jaar brengt een Commissie Parameters een advies uit over onder meer maximale parameters en de uniforme scenarioset. Als op grond van advies van de Commissie parameters de parameters en/of de uniforme scenarioset worden aangepast, dient het pensioenfonds de sociale partners te informeren over de gewijzigde kans waarmee de afgesproken pensioendoelstelling – gegeven de door sociale partners afgesproken premie – kan worden behaald. Dit kan sociale partners aanleiding geven om de premie en/of de pensioendoelstelling te heroverwegen.

3.3.2. Voorwaarden voor toedeling beschermings- en overrendement
Een elementair onderdeel van het nieuwe contract is dat rendementen en risico’s gericht periodiek worden toebedeeld in lijn met de risicohouding per leeftijdscohort. Periodiek kan jaarlijks of maandelijks zijn. Bij de toedeling naar de voor de uitkering gereserveerde persoonlijke pensioenvermogens mag geen sprake zijn van ex ante herverdeling tussen deze leeftijdscohorten. Hierdoor wordt het vertrouwen in het pensioenstelsel versterkt, omdat deelnemers er voortaan vanuit kunnen gaan dat het voor hen gereserveerde pensioenvermogen ook daadwerkelijk ten goede komt aan hun eigen toekomstige pensioenuitkering. Dit wetsvoorstel biedt met gerichte toedeling van het renterisico de mogelijkheid om het blootstellen van gepensioneerden aan het renterisico van de jongeren op te heffen. Hierdoor kan een bron van generatieconflicten, die het huidige contract onvermijdelijk met zich mee draagt, worden weggenomen. In het huidige contract, waarin de deling van renterisico tussen jong en oud onvermijdelijk is als gevolg van de meting van de financiële positie aan de hand van een dekkingsgraad, hebben pensioengerechtigden immers last gehad van de daling van lange rentes. Met dit wetsvoorstel kunnen decentrale partijen veel meer zelf bepalen of zij nog in enige mate collectieve deling van het renterisico in stand willen laten of volledig willen opheffen.

De mate waarin (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden aan renterisico worden blootgesteld, wordt in het nieuwe contract door de pensioenuitvoerder, in afstemming met sociale partners, bepaald. In lijn met de risicohouding per leeftijdscohort wordt, als onderdeel van de inrichting van het beleggingsbeleid en de toedeelregels, de mate van blootstelling aan renterisico per leeftijd vastgesteld door de pensioenuitvoerder. De gerichte mate van afdekking van renterisico die hier uit volgt, beschermt de (toekomstige) pensioenuitkeringen tegen de effecten van een veranderende rente. Daarbij is het uitgangspunt dat oudere deelnemers en pensioengerechtigden in grotere mate worden beschermd tegen het renterisico dan jongere deelnemers, omdat ouderen en pensioengerechtigden een lager risico kunnen dragen als gevolg van een reeds relatief hoog opgebouwd pensioenvermogen en een kortere of ontbrekende toekomstige opbouwperiode.

Toedelen van financiële rendementen (rente- en beleggingsrisico’s)
Het totale vermogen in het nieuwe contract wordt collectief belegd. Het collectief behaalde beleggingsresultaat moet gericht naar leeftijdscohorten worden toebedeeld op basis van vooraf vastgelegde verdeelregels, passend bij de risicohouding van deze leeftijdscohorten. De risicoblootstellingen die volgen uit het collectieve beleggingsbeleid en de verdeelregels, moeten op hun beurt ook aansluiten bij de risicohouding van deze leeftijdscohorten. Bij de toedeling van het collectief behaalde beleggingsresultaat moet een onderscheid worden gemaakt tussen beschermingsrendementen en overrendementen. Zo kan in het nieuwe contract een naar leeftijdscohorten gerichte afweging worden gemaakt tussen bescherming tegen renterisico en het streven naar een zo hoog mogelijk rendement.

Met dit wetsvoorstel moet de collectieve risicodeling gerichter worden vormgeven dan in de huidige uitkeringsovereenkomst, waarin alle risico’s uniform voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden worden verwerkt via één collectieve dekkingsgraad. Het gerichte, en in vergelijkbare mate, verwerken van financiële en biometrische schokken op basis van het (verwachte) pensioen is eerlijk, transparant en verkleint de kans op pech- en gelukgeneraties. Het nieuwe contract biedt immers meer mogelijkheden om het (verwacht) pensioen van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden gericht te kunnen beschermen tegen de gevolgen van een beursval of een daling van rente.

Net als in het huidige contract zal de pensioenuitvoerder de gemaakte keuzes ten aanzien van het beleggingsbeleid moeten onderbouwen, met als nieuw element de onderbouwing van de toedeling van beschermings- en overrendementen naar leeftijdscohorten. De vraag of deling van renterisico tussen die cohorten is beoogd en zo ja, in welke mate vormt daar een logisch onderdeel van.

1. Beschermingsrendement voor renterisico
Ieder kapitaalgedekt pensioencontract is gevoelig voor de stand en de ontwikkeling van de rente. Uiteindelijk moet een risicovol belegd pensioenvermogen immers altijd omgezet worden in een stabiel pensioeninkomen, dat bij voorkeur meestijgt met de prijs- of loonontwikkeling zonder dat de kans op een daling van dat inkomen te groot wordt. Hierdoor zal het gegeven de risicohouding van oudere leeftijdscohorten niet mogelijk zijn om vanaf de start van deelname aan een pensioenregeling tot aan het overlijden in dezelfde hoge mate risicovolle beleggingen aan te houden. Een pensioeninkomen moet immers niet van maand–op-maand kunnen fluctueren met eventueel tientallen procenten als gevolg van schokken op aandelenmarkten. De randvoorwaarde van geen ex ante herverdeling, in combinatie met de wens te voorzien in een voorspelbaar, stabiel pensioeninkomen, leidt er daarom toe dat risicovrije rendementen in de uitkeringsfase een belangrijke rol vervullen.

Eén van de voordelen van het nieuwe contract is dat in de opbouwfase – op basis van de risicohouding van verschillende leeftijdscohorten – al op een gerichte wijze rekening kan worden gehouden met de stand van en veranderingen in de rente, waardoor het in de toekomst verwachte pensioen in de opbouw- en uitkeringsfase al stabieler kan worden gehouden. De voorgeschreven gerichte ex ante toedeling van beschermingsrendement naar leeftijdscohorten zorgt hiervoor.

Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden moeten als eerste onderdeel van het beschermingsrendement over de voor de uitkering gereserveerde pensioenvermogens in ieder geval jaarlijks een rentevergoeding voor het verstrijken van de tijd bijgeschreven krijgen. De horizon tot de pensioenuitkering wordt immers ieder jaar korter. Vervolgens wordt de mate vastgesteld waarin deelnemersgroepen aanvullend kunnen worden beschermd tegen renteschommelingen van jaar op jaar. Ook voor de solidariteitsreserve wordt een mate van beschermingsrendement vastgesteld.

De pensioenuitvoerder moet vooraf een afweging maken of en zo ja in welke mate de (verwachte) pensioenen moeten worden beschermd tegen renterisico passend bij de risicohouding per leeftijdscohort. Bij een volledige bescherming tegen renterisico zorgt het beschermingsrendement ervoor dat bij een daling of stijging van de rente het tot dan toe voor de uitkering gereserveerde vermogen dusdanig zal toe- of afnemen dat de ingegane pensioenuitkering of de toekomstige uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren nominale pensioenuitkeringen gelijk zullen blijven. Bij een onvolledige bescherming tegen renterisico zal het verwachte of uitgekeerde pensioen bij een rentestijging of –daling naar rato van de mate van afdekking respectievelijk stijgen of dalen. Door bijvoorbeeld de ingegane pensioenen volledig te beschermen tegen het renterisico zullen positieve rendementen niet langer teniet gedaan kunnen worden door een daling van de rente, zoals afgelopen jaren in het huidige contract bij een aantal pensioenfondsen het geval is geweest.

In het nieuwe contract moet worden bepaald in welke mate deelnemers gericht beschermd worden tegen renterisico op basis van de risicohouding van het leeftijdscohort waarin zij vallen.
Dit is mogelijk door vanuit de collectieve beleggingsportefeuille ex ante beschermingsrendementen toe te delen aan leeftijdscohorten op basis van de ontwikkeling van de door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur. Er is in dat geval sprake van een collectieve beleggingsportefeuille, zonder een expliciet afgescheiden beschermingsportefeuille tegen renterisico. Dat neemt niet weg dat binnen de collectieve beleggingsportefeuille ook beleggingen nodig zijn waarmee het renterisico wordt afgedekt. Hiermee kan het aan leeftijdscohorten toebedeelde beschermingsrendement zo goed mogelijk aangesloten worden op hun risicohouding.

Een exacte aansluiting met de toegezegde bescherming tegen renterisico is dan echter niet mogelijk. Hierdoor zal het beschermingsrendement ook deels voortkomen uit zakelijke beleggingen of kan het overrendement ook deels bestaan uit rendementen op bijvoorbeeld obligaties. Het verschil tussen het rendement op de feitelijke renteafdekking en het toegekende beschermingsrendement komt in het overrendement terecht. Hierdoor zal enige deling van renterisico tussen jong en oud aanwezig blijven.

Om pensioenuitvoerders de mogelijkheid te geven om iedere vorm van collectieve deling van renterisico tussen jong en oud uit te sluiten, mag binnen de collectieve beleggingsportefeuille ook een aparte beschermingsportefeuille tegen renterisico aangehouden worden. Door vóóraf een schot te plaatsen tussen de beschermings- en rendementsportefeuille als onderdeel van de inrichting van de collectieve beleggingsportefeuille, zullen toegekende beschermingsrendementen aan leeftijdscohorten per definitie direct aansluiten bij de rendementen op het deel van de collectieve portefeuille dat bestemd is voor renteafdekking. Hierdoor zal er geen sprake zijn van deling van renterisico tussen jong en oud.

2. Overrendement op beleggingen
Het overrendement op de beleggingen wordt gedefinieerd als het verschil van het feitelijk behaalde collectieve rendement verminderd met de toegekende beschermingsrendementen tegen nominaal renterisico op alle pensioenvermogens, inclusief de solidariteitsreserve. Dit overrendement wordt, volgens ex ante vastgelegde toedelingsregels op basis van de risicohouding per leeftijdscohort, verdeeld over alle voor de uitkering gereserveerde pensioenvermogens alsook de solidariteitsreserve. Omdat jongere deelnemers, vanwege hun grotere toekomstige opbouw, een relatief grotere risicodraagkracht hebben zullen zij relatief een groter deel van het overrendement krijgen toebedeeld. Dit overrendement kan zowel positief als negatief zijn. Meer verwacht rendement gaat onvermijdelijk samen met meer risico. Overigens kan een deel van het overrendement, mits positief, ook kan worden toebedeeld aan de solidariteitsreserve (zie paragraaf 3.3.4).

[…]

Consultatiedocument, p. 27-32:

De mate waarin pensioengerechtigden meedelen in het overrendement, zoals ex ante vastgelegd, bepaalt mede de kans op een stijging of daling van het pensioen. Een grotere ex ante blootstelling aan overrendement betekent dus zowel meer kans op een stijging, maar ook een meer kans op pensioenverlagingen. Pensioengerechtigden profiteren van het verwachte rendement op risicovolle beleggingen, indien de toedeling van het beleggingsrisico aan pensioengerechtigden aansluit bij de risicohouding van deze groep. Overigens geldt dat renteafdekking van de ingegane pensioenen niet ten koste hoeft te gaan van het indexatieperspectief van pensioengerechtigden. Indexatie wordt immers niet bepaald door beschermingsrendementen, maar door de mate waarin pensioengerechtigden meedelen in overrendementen – zijnde de resultante van het collectieve beleggingsbeleid en de toedelingsregels. Ook bij een volledige afdekking tegen renterisico kan er voor hen nog beleggingsrisico genomen worden en dus indexatieperspectief worden geboden.

Wettelijk kader bij toedeling financiële risico’s
Bij toedeling van rendement en risico in het nieuwe contract wordt ex ante herverdeling tussen leeftijdscohorten uitgesloten, met uitzondering van risicodeling via de solidariteitsreserve. De bovenstaande verwerking van beschermingsrendementen voor renterisico en toedeling van overrendementen leidt er toe dat risico en risicopremie altijd bij dezelfde pensioenvermogens terecht komen. Het is van groot belang dat deelnemers [voetnoot 35: Dit geldt ook voor gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden.] erop kunnen vertrouwen dat hun voor de pensioenuitkering gereserveerde vermogen ook daadwerkelijk voor hun pensioenuitkering wordt bestemd, zodat discussies over de verdeling van het collectieve pensioenvermogen tussen generaties tot het verleden behoren. Bij toedeling van risico en rendement is het onmogelijk om bepaalde groepen op voorhand te bevoordelen ten koste van andere door het (verwachte) rendement aan de ene groep toe te delen en het risico aan de ander.

Een andere wettelijke bepaling ten behoeve van een goede werking van de mechanismen die hierboven zijn beschreven en dus voor een optimale risicodeling, is dat de collectieve beleggingsportefeuille van de pensioenuitvoerder en de verdeelregels passen bij de risicohouding per leeftijdscohort. Een grote mismatch tussen de ex-ante vastgestelde beschermingsrendementen en de feitelijke collectieve beschermingsportefeuille wordt hiermee voorkomen. Dat is nodig om gepensioneerden niet al teveel bloot te stellen aan het renterisico van de jongeren Afgelopen jaren heeft aangetoond dat het moeilijk uitlegbaar is dat positieve rendementen teniet worden gedaan door een dalende rente. Door gerichte toedeling van het renterisico en een beleggingsportefeuille die daarbij aansluit wordt dat voorkomen. Onderdeel van deze bepaling is dat bij de toedeling van beschermingsrendementen voor het renterisico pensioenuitvoerders een gemotiveerde keuze moeten maken in welke mate pensioengerechtigden worden beschermd tegen renterisico en of zij al dan niet bloot worden gesteld aan het renterisico van de jongeren. Dat laatste element beïnvloedt immers mede in welke mate het renterisico bij een bepaald leeftijdscohort terecht komt en of dit past bij de risicohouding van dat leeftijdscohort. Dat betekent ook dat de inrichting van het beleggingsbeleid in lijn moet zijn met het door de pensioenuitvoerder vastgestelde doel van de renterisicodeling. Waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de potentieel nadelige effecten van de voorgestelde renterisicodeling voor alle leeftijdscohorten tezamen. De methodieken en de nadere vereisten aan de onderbouwing van hetgeen hiervoor beschreven, zullen in lagere regelgeving nader worden vastgelegd.

Voorbeeld beschermings- en overrendement financiële risico’s
Hieronder wordt de werking voor vaststelling van het beschermingsrendement, zoals hierboven beschreven, nader toegelicht.

Stel dat een pensioenuitvoerder gepensioneerden volledig wil beschermen tegen renterisico. Dit betekent dat ex ante wordt vastgelegd dat pensioengerechtigden een beschermingsrendement voor renterisico krijgen dat gelijk is aan het rendement op nominale obligaties met looptijden gelijk aan de uitkeringsmomenten van het pensioen van de deelnemer. Dit beschermingsrendement bevat ook een rentevergoeding voor het verstrijken van de tijd. Aan het eind van het jaar worden deze rendemente (ex-post) berekend op basis van de wijziging in de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Een rentedaling zal leiden tot een beschermings-rendement groter dan de risicovrije rente voor de desbetreffende looptijd, terwijl een rentestijging zal leiden tot een lager gerealiseerd beschermingsrendement.

Beschouw concreet een 75-jarige gepensioneerde deelnemer met een resterende levensverwachting van 10 jaar. De gemiddelde duratie van de pensioenuitkeringen bedraagt dan circa 5 jaar. Neem ter illustratie een vijfjaars rente gelijk aan 1%. Indien nu de vijfjaarsrente met 0,4% daalt naar 0,6%, dan bedraagt het ex-post bijgeschreven beschermingsrendement de prijsverandering van een vijfjaarsobligatie, dus (1,006^−4:1,010^−5)−1=2,6%. De dalende rente wordt hiermee volledig gecompenseerd. Met andere woorden: ondanks de gedaalde rente kan de uitkering van de deelnemer op peil blijven.
Neem tevens aan dat de pensioenuitvoerder jongere deelnemers niet volledig beschermt tegen nominaal renterisico. Concreet heeft de pensioenuitvoerder, op basis van een scenarioanalyse, besloten dat 35-jarige deelnemers een beschermingsrendement krijgen, gelijk aan het rendement op vijfjaars nominale obligaties. Terwijl de duratie tot hun pensioenuitkering feitelijk veel langer is dan vijf jaar. Dat maakt dat de jongere deelnemers niet volledig beschermd worden tegen nominaal renterisico: een rentedaling zal leiden tot een lagere inschatting van hun toekomstige pensioen in nominale termen. Aan het eind van het jaar worden de (ex-post) beschermings-rendementen berekend aan de hand van de wijziging in de rentetermijnstructuur.

Op vergelijkbare wijze moet ook ex ante een bepaalde mate van bescherming tegen renterisico voor de solidariteitsreserve worden bepaald. De solidariteitsreserve werkt in die zin niet anders dan de overige leeftijdscohorten met (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.

Indien de pensioenuitvoerder een collectieve beleggingsmix aanhoudt waarvan de duratie gelijk is aan de duratie van de vastgestelde beschermingsrendementen gewogen over alle leeftijdscohorten (in bovenstaand voorbeeld 5-jaar voor zowel 75- als 35-jarige deelnemers), dan leidt een daling van de lange rente niet langer tot een daling van de pensioenen van oudere deelnemers. Na de toedeling van de beschermingsrendementen aan alle leeftijdscohorten en de solidariteitsreserve, zal op fondsniveau een (positief of negatief) overrendement resteren dat ook via afzonderlijke ex- ante vastgelegde toedelingsregels aan alle leeftijdscohorten en de solidariteitsreserve wordt toebedeeld.

Indien gekozen wordt voor – het geheel opheffen van renterisicodeling tussen jong en oud – een toedeling van beschermingsrendementen voor renterisico die aansluit bij de daadwerkelijk aangehouden renteportefeuille, dan is een mogelijkheid om vast te leggen voor ieder leeftijdscohort hoe zij blootstaan aan renteportefeuilles. We nemen hier ter illustratie aan dat het pensioenfonds twee renteportefeuilles aanhoudt waarvan één met korte looptijden van bijvoorbeeld 10 jaar en één met een looptijd van bijvoorbeeld 50 jaar. Tevens legt het pensioenfonds voor ieder leeftijdscohort en de solidariteitsreserve vast in welke mate zij blootstaan aan beide renteportefeuilles. Het beschermingsrendement voor een 60-jarige deelnemer wordt dan, bijvoorbeeld, voor 50% bepaald door het rendement op de kortlopende obligatieportefeuille, voor 20% door het rendement op de langlopende obligatieportefeuille en voor de rest het cash-rendement. Dit beschermingsrendement bevat ook een rentevergoeding voor het verstrijken van de tijd. Het is dus niet ex ante mogelijk vast te leggen dat dit rendement nul (of een ander vast percentage) bedraagt. Door de gewichten die de blootstelling aan de renteportefeuilles weergeven leeftijdsafhankelijk te kiezen wordt aangesloten bij de risicohouding per leeftijdscohort.

Bescherming van deelnemers tegen langlevenrisico’s
Naast financiële risico’s lopen deelnemers, slapers en pensioengerechtigden ook langlevenrisico’s, bestaande uit micro- en macrolanglevenrisico. Deze risico’s worden binnen het collectief gedeeld. Pensioengerechtigden moeten in de nieuwe pensioenregeling volledig worden beschermd tegen het micro-langlevenrisico. Wettelijk moet immers sprake zijn van een levenslange uitkering en daarbij past geen uitkering die – indien pensioengerechtigden niet of gedeeltelijk beschermd worden – stelselmatig zou dalen naarmate de pensioengerechtigde ouder wordt. Deze verplichting geldt overigens ook voor variabele uitkeringen in de verbeterde premieregeling waarin het micro-langlevenrisico moet worden gedeeld of verzekerd. Ook het macro-langlevenrisico wordt in huidige uitkeringsregelingen collectief gedeeld en dat zal in het nieuwe contract niet anders zijn. Waar de collectieve verwerking van langlevenrisico’s in de huidige uitkeringsovereenkomst via een mutatie van de dekkingsgraad gebeurt, biedt het nieuwe contract mogelijkheden om het langlevenrisico gericht toe te delen. Macro-langlevenrisico kan gericht en collectief worden gedeeld via de solidariteitsreserve. Ook is een mogelijkheid om hiervoor hetzelfde concept van de toedeling van beschermings- en overrendementen toe te passen, zoals in paragraaf 3.3 staat beschreven voor financiële risico’s.

1a. Beschermingsrendement voor micro-langlevenrisico
Het beschermingsrendement voor micro-langlevenrisico is het rendement dat nodig is om het toekomstige – uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren pensioen – of het ingegane pensioen en het meeverzekerde nabestaandepensioen gelijk te houden, ook als de deelnemer of de partner langer leeft dan verwacht. Aangezien de sterftekansen per leeftijd verschillen, zullen deze beschermingsrendementen ook leeftijdsafhankelijk worden toebedeeld. Deze volgen uit de meest actuele sterftegrondslagen die door de pensioenuitvoerder worden gehanteerd.

1b. Overrendement voor micro-langlevenrisico
Het sterfteresultaat – zijnde het overrendement vanwege micro-langlevenrisico – is het verschil tussen de gereserveerde pensioenvermogens van overleden deelnemers die terugvloeien naar het collectief en de toegekende beschermingsrendementen voor micro-langlevenrisico voor alle deelnemers. Als sprake is van gemiddeld langer leven van het deelnemersbestand dan verwacht, ontstaat in dat jaar een negatief overrendement op het micro-langlevenrisico. Op grond van de ex ante vastgestelde toedelingsregels moet dit resultaat gericht naar leeftijdsgroepen worden toebedeeld. Als sprake is van gemiddeld korter leven, treedt het omgekeerde effect op.

2a. Beschermingsrendement voor macro-langlevenrisico
Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gericht te beschermen tegen resultaten door een onverwachte stijging of daling van de levensverwachting. Dat kan via de solidariteitsreserve, maar ook met behulp van gerichte beschermings- en overrendementen naar leeftijdscohorten. Hierbij kan worden aangesloten bij de risicohouding die voor deze cohorten is vastgesteld om invulling te geven aan de wettelijke eis van een evenwichtige belangenafweging.

Het beschermingsrendement voor macro-langlevenrisico is het rendement dat nodig is om het toekomstige – uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren pensioen – of ingegane pensioen gelijk te houden bij een herijking van de levensverwachting als gevolg van gepubliceerde nieuwe sterftetafels. Aangezien het effect van aanpassing van de levensverwachting per leeftijd zal verschillen, zal ook de toedeling van het beschermingsrendement per leeftijd vormgegeven moeten worden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met een meeverzekerd nabestaandenpensioen. De wijziging in het (toekomstige) pensioen als gevolg van een verandering in de levensverwachting kan per leeftijd(cohort) in verschillende mate worden opgevangen. Enkel in de jaren dat er sprake is van een nieuwe prognose voor de levensverwachting zal een beschermingsrendement voor het macro-langlevenrisico worden bijgeschreven. In de overige jaren is het beschermingsrendement en overrendement voor macro-langlevenrisico gelijk aan nul. De pensioenuitvoerder bepaalt welke leeftijdsgroepen geheel of gedeeltelijk worden beschermd.

2b. Overrendement vanwege macro-langlevenrisico
Het overrendement vanwege macro-langlevenrisico is het collectieve financiële resultaat als gevolg van de toegekende beschermingsrendementen tegen macro-langlevenrisico. In het geval van een per saldo onverwachte stijging van de levensverwachting zal er sprake zijn van een negatief overrendement vanwege macro-langlevenrisico, zijnde het resultaat na aanpassing van de levensverwachting. Bij een onverwachte daling van de levensverwachting op basis van een nieuwe sterftetafel is sprake van een positief overrendement. Ook dit overrendement kan, net als het beschermingsrendement voor macro-langlevenrisico, ex ante naar leeftijdscohorten worden toebedeeld. Een mogelijkheid daarbij zou kunnen zijn dat jongere deelnemers meer van dit overrendement krijgen toebedeeld omdat zij het risico dat de oudste deelnemers langer leven dan vooraf ingeschat beter kunnen dragen dan dat de oudste deelnemers dat zelf kunnen. Uiteraard dient ook in dit geval het rendement en risico symmetrisch te worden toebedeeld. Als de oudste deelnemers op basis van nieuwe sterftekansen juist korter leven dan vóóraf ingeschat, zal het hieruit voortvloeiende financiële voordeel meer dan proportioneel bij de jongere deelnemers terecht moeten komen.

Voorbeeld langlevenrisico

a) Micro-langlevenrisico en sterfteresultaat
Stel dat een 100-jarige alleenstaande gepensioneerde een levensverwachting, conform de sterftetafels van de pensioenuitvoerder, van 2 jaar heeft en een sterftekans van 50%. Indien het vermogen gereserveerd voor het pensioen van deze gepensioneerde deelnemer € 12.000 bedraagt, dan ontvangt de deelnemer een jaarlijks pensioen van € 6.000. Na uitbetaling van dat pensioen blijft aan het eind van het jaar dus een vermogen van eveneens € 6.000 over. Indien de deelnemer onverhoopt overlijdt, valt dit vermogen toe aan de overige deelnemers. Indien de deelnemer, inmiddels 101 jaar oud, nog in leven is en de levensverwachting wederom 2 jaar is, dan ontvangt deze gepensioneerde deelnemer een beschermingsrendement van 100%, dat wil zeggen € 6.000. Het voor het pensioen van de deelnemer gereserveerde vermogen stijgt dan dus weer naar € 12.000. Op deze wijze kan het pensioen levenslang worden uitbetaald, het gereserveerde pensioenvermogen raakt, zolang de deelnemer leeft, niet op. Op niveau van de pensioenuitvoerder zal, bij gebruik van de juiste sterftetafels, gemiddeld de vrijval door overleden deelnemers en de bijschrijving van beschermingsrendement voor microlanglevenrisico bij alle deelnemers grotendeels tegen elkaar wegvallen, maar er kunnen van jaar op jaar verschillen zijn. Het verschil noemen we het sterfteresultaat en wordt conform de ex ante vastgelegde toedelingsregels verdeeld over alle deelnemers en, indien gewenst, de solidariteitsreserve. Pensioenuitvoerders zullen in de praktijk deze toedeling moeten maken op basis van passende, actuele actuariële grondslagen.

b) Macro-langlevenrisico
Beschouw wederom dezelfde 100-jarige gepensioneerde. Ook in dit voorbeeld bedraagt de levensverwachting van deze deelnemer op basis van de actuele sterftetafel twee jaar. Nieuwe prognoses kunnen leiden tot een aanpassing van de inschatting van de levensverwachting van alle deelnemers. Stel nu dat de farmaceutische industrie een nieuw medicijn op de markt brengt waarmee de levensverwachting onverwacht stijgt en een nieuwe sterftetafel voor deze 100-jarige deelnemer leidt tot een aanpassing van de levensverwachting van twee naar drie jaar (een extreem voorbeeld). Op basis van het voor het pensioen gereserveerde vermogen van € 12.000, zou de uitkering dan dalen van € 6.000 per jaar naar € 4.000 per jaar. Er kan worden gekozen om deze deelnemer volledig te beschermen tegen macrolanglevenrisico. Dan zal een beschermingsrendement voor macrolanglevenrisico bijgeschreven worden ter grootte van 50%. Het gereserveerde vermogen stijgt daarmee naar € 18.000 en de uitkering kan op het oorspronkelijke niveau van € 6.000 blijven. Omgekeerd zal het gereserveerde vermogen bij een verlaging van de levensverwachting, verlaagd worden zodat de uitkering ook dan op het oorspronkelijke niveau blijft. De som van deze bij- en afschrijvingen voor alle deelnemers is het collectieve resterende rendement voor macrolanglevenrisico. Dit kan wederom positief en negatief zijn. Dit resterende rendement wordt conform de ex ante vastgelegde toedelingsregels verdeeld over alle deelnemers en, indien gewenst, de solidariteitsreserve.

3.3.3. Spreiding van overrendementen in de uitkeringsfase
Aanpassing van de pensioenuitkeringen als gevolg van de periodieke toedeling van financiële en biometrische risico’s mogen in het nieuwe contract gespreid worden over maximaal tien jaar op basis van het per deelnemer gereserveerde pensioenvermogen. Spreiding van schokken is een additionele mogelijkheid om de volatiliteit van pensioenuitkeringen te beperken en maakt het mogelijk om de van jaar-op-jaar aanpassingen in de pensioenuitkeringen te beperken. Een nadeel van spreiding is dat hierdoor meer onzekerheid ontstaat in de hoogte van de pensioenuitkering op lange termijn. Er kan namelijk sprake zijn van cumulatie van nog onverwerkte financiële mee- of tegenvallers. De toedeling van risico op korte en langere termijn moet passen bij de risicohouding van de groep pensioengerechtigden, zie paragraaf 3.2.1.

De maximale spreidingsperiode van 10 jaar sluit aan bij het reeds bestaande wettelijke kader in de Pensioenwet voor variabele uitkeringen in verbeterde premieregelingen. De huidige regelgeving schrijft voor dat aanpassingen uit eerdere jaren die nog niet volledig zijn doorgevoerd worden bijgehouden en onvoorwaardelijk, partieel worden doorgevoerd, afhankelijk van de gekozen spreidingsperiode. De aanpassing van de hoogte van de pensioenuitkering is dan dus de optelsom van de in voorgaande (maximaal) 10 jaar vastgestelde aanpassingen als gevolg van het toegekende overrendement in die periode. Deze ‘dakpansystematiek’ kan tot volatiliteit leiden, doordat verhogingen en verlagingen elkaar kunnen afwisselen als gevolg van het tijdsverloop van eerdere schokken.

Het is toegestaan om deze extra volatiliteit te beperken door elk jaar opnieuw een onvoorwaardelijke aanpassing te bepalen, waarin de eerdere schokken voor zover nog niet verwerkt en de nieuwe schok (in het laatste jaar) worden samengevoegd. De feitelijke uitkering is dan gelijk aan de uitkering in de vorige periode, plus een partiële aanpassing van de uitkering van minimaal 1/10e naar het nieuwe niveau.

Voor zowel de ‘dakpansgewijze’ als de ‘geheugenloze’ vorm van spreiding van schokken geldt de algemene eis dat geen ex-ante herverdeling mag optreden en spreiding op basis van het per deelnemer gereserveerde pensioenvermogen moet worden geadministreerd. Dit betekent ook dat er door het spreiden van schokken geen vermogen tussen de voor de uitkeringen gereserveerde pensioenvermogens van pensioengerechtigden verschuift. [voetnoot 36: Er is aldus sprake van zogenoemd ‘gesloten’ spreiden.] De gehanteerde spreidingsperiode moet voor een langere tijd worden vastgelegd. Daarbij moet de pensioenuitvoerder toetsen of de partiële verwerking bij extreme scenario’s niet leidt tot teveel cumulatie van nog onverwerkte financiële mee- of tegenvallers, waardoor de volatiliteit van uitkeringen op hogere leeftijd juist kan toenemen.

Het is mogelijk om in het nieuwe contract gebruik te maken van spreiding terwijl de periodieke pensioenaanpassingen voor alle pensioengerechtigden gelijk zijn. Hiertoe dienen het projectierendement, de beschermingsrendementen en de deling in de overrendementen in samenhang te worden ingezet. Waar zonder spreiding de pensioenaanpassingen gelijk zouden zijn aan de gerealiseerde overrendementen toebedeeld aan pensioengerechtigden, worden ze in die opzet gelijk aan het gemiddelde overrendement over de afgelopen (maximaal 10) jaren.

[…]

Consultatiedocument, p. 106:

Afspraken tussen werkgevers en werknemers
Sociale partners maken afspraken over de arbeidsvoorwaardelijke toezegging en de doelstellingen bij de pensioenregeling. Bij premieregelingen is de premie de arbeidsvoorwaardelijke toezegging die op de arbeidsvoorwaardelijke tafel wordt bepaald en vastgelegd. In geval van het nieuwe contract wordt deze daarnaast bepaald op basis van een onderling afgesproken pensioendoelstelling. Hierbij zullen werkgevers en werknemers inzicht willen krijgen in de consistentie tussen premiedoelstelling en premie (zie ook hoofdstuk 3 van deze algemene toelichting). De pensioenuitvoerder verschaft hier berekeningen voor op basis van een uniforme scenarioset en de vooraf door de pensioenuitvoerder vastgestelde risicohouding en het voorgenomen beleggingsbeleid. De pensioenuitvoerder wordt daarmee overigens niet verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaardelijke afspraken of de toereikendheid van de premie. De pensioenuitvoerder heeft slechts een faciliterende rol. In geval van een pensioenfonds zal worden geregeld dat het bestuur bij de opdrachtaanvaarding sociale partners moet informeren over de kans dat de door sociale partners beoogde pensioendoelstelling – gegeven de afgesproken premie – wordt behaald.

[…]

Consultatiedocument, p. 106-107:

Bevoegdheden van de pensioenuitvoerder
Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de specifieke inrichting van ten minste de volgende instrumenten. Ten eerste bepalen zij, zoals eerder al werd aangegeven, de risicohouding. Zij bepalen op basis hiervan tevens het beleggingsbeleid dat zij uitvoeren. Zij bepalen in geval van het nieuwe contract daarbij tevens de mate van beschermingsrendement en de toedelingsregels voor het overrendement voor verschillende leeftijdscohorten en leggen deze vast in het pensioenreglement. Indien sprake is van een solidariteitsreserve bepalen zij de (evenwichtige) inrichting van de solidariteitsreserve, waaronder de specifieke vul- en verdeelregels, om te voldoen aan de doelen die sociale partners hebben meegegeven. Dit geldt ook voor het aandeel van de premie en het overrendement dat benut wordt om de solidariteitsreserve te vullen, zodat zij dit kunnen laten aansluiten bij de karakteristieken van het pensioenfonds en de fondspopulatie, zoals de risicohouding en de demografische kenmerken. Het is van belang dat de inrichting van de solidariteitsreserve ex ante en voor langere tijd wordt vastgelegd. Afspraken hierover worden in de uitvoeringsovereenkomst dan wel uitvoeringsreglement en het pensioenreglement vastgelegd.

Pensioenuitvoerders die het nieuwe contract uitvoeren, geven tevens de uitkeringssnelheid vorm (dat wil zeggen het daadwerkelijk gehanteerde projectierendement). In geval van de verbeterde premieovereenkomst wordt bepaald of deelnemers de keuze krijgen voor een vaste daling of vaste stijging en de vormgeving daarvan. Ook bepalen pensioenuitvoerders of en over hoeveel jaren financiële mee- en tegenvallers worden gespreid. Deze onderdelen worden door de pensioenuitvoerder opgenomen in het pensioenreglement. Pensioenuitvoerders dragen tot slot in geval van keuzemogelijkheden zorg voor de specifieke inrichting van gekozen standaardopties, als hier sprake van is. Bijvoorbeeld de inrichting van een variabele uitkering indien werkgevers en werknemers in het kader van de verbeterde premieregeling voor deze standaardoptie gekozen hebben. Pensioenuitvoerders borgen hierbij bijvoorbeeld dat het gehanteerde beleggingsbeleid aansluit bij de risicohouding van de deelnemers.

[…]

Consultatiedocument, p. 119-120:

Verdeelregels
In de verdeelregels, die een integraal onderdeel zijn van de pensioenregeling, wordt onderscheid gemaakt op grond van leeftijd: op basis van de risicohouding per leeftijdscohort worden verdeelregels voor het rendement vastgesteld. Deze verdeelregels worden door de pensioenuitvoerder vastgesteld en vallen naar mening van de regering onder het bovengenoemde beloningsbegrip. De rechtvaardiging voor dit leeftijdonderscheid is te vinden in de aansluiting van de verdeelregels op de risicohouding per leeftijdscohort. Er gaat hier een bepaalde beschermingsgedachte vanuit. Leeftijdscohorten verschillen immers onderling in de mate waarin zij risico willen en kunnen dragen. De risicohouding per leeftijdscohort maakt een afweging mogelijk tussen rendement en risico. Een andere maatregel die hetzelfde beschermende effect bewerkstelligt is een leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid (lifecycle beleggen). Bezien vanuit het oogpunt van gelijke behandeling verschilt lifecycle beleggen niet met een leeftijdsafhankelijke risicotoedeling.

[…]

Consultatiedocument, p. 122:

Toepassing op het nieuwe contract
In hoofdstuk 3 van deze algemene toelichting worden alle kenmerken van het nieuwe contract uitgewerkt en toegelicht. Een relevant kenmerk voor het behoud van de verplichtstelling is de verplichte solidariteitsreserve als onderdeel van het nieuwe contract. De solidariteitsreserve zorgt voor risicodeling tussen huidige generaties en met toekomstige generaties. Om de risicodeling tussen generaties goed te kunnen waarborgen is een verplichtstelling noodzakelijk. Zonder verplichtstelling zal een volledige risicodeling niet tot stand komen en zal het niet mogelijk zijn om voor alle werknemers in de betreffende bedrijfstak (of beroepsgroep) een pensioenregeling tegen economisch aanvaardbare kosten uit te voeren.

[…]

Consultatiedocument, p. 159-160:

Artikel I, onderdeel E en artikel VII, onderdeel I
In artikel 10a van de Pensioenwet en artikel 28a Wvb worden een aantal regels opgenomen voor de nieuwe premieovereenkomst.
Op grond van het eerste lid wordt door de pensioenuitvoerder de kans berekend dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt gehaald. De pensioendoelstelling wordt door de partijen die de pensioenovereenkomst zijn overeengekomen bepaald. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse. Daarbij zijn het gehanteerde beleggingsbeleid en de toedelingsregels relevante gegevens. De pensioenuitvoerder informeert de betrokken partijen over de uitkomst van de berekeningen. De relatie tussen premie en pensioendoelstelling wordt verder toegelicht in hoofdstuk 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Op grond van het tweede lid is er bij de nieuwe premieovereenkomst steeds sprake van een variabele uitkering. Bij de nieuwe premieovereenkomst heeft de (gewezen) deelnemer dus niet de mogelijkheid om, zoals bij de verbeterde premieovereenkomst, te kiezen voor een vastgestelde uitkering. De (gewezen) deelnemer kan ook niet shoppen op de pensioendatum om elders een vaste of variabele uitkering te kopen. Dit is omdat bij deze premieovereenkomst het beleggingsrisico, het sterfteresultaat en het risico bij ontwikkeling van de levensverwachting wordt gedragen door alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.

Op grond van het derde lid is de solidariteitsreserve onderdeel van de nieuwe premieovereenkomst. Een uitwerking van de regeling voor de solidariteitsreserve staat in artikel 10c van de Pensioenwet.
In het vierde lid zijn de regels opgenomen voor het verwerken van financiële mee- en tegenvallers. De resultaten van het collectieve beleggingsbeleid worden verwerkt door toedelingsregels die aansluiten bij de risicohouding. In de toedelingsregels is opgenomen op welke wijze via beschermingsrendementen en overrendementen gericht naar leeftijdscohorten de resultaten van het collectieve beleggingsbeleid worden verwerkt in de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarbij kan voor het beschermingsrendement voor het renterisico uitgegaan worden van wijziging van de door DNB beschikbaar gestelde rentetermijnstructuur of een aparte beleggingsmix worden aangehouden. De toedelingsregels worden vooraf vastgesteld door de uitvoerder en opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst en het pensioenreglement. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat worden in de opbouwfase en de uitkeringsfase verwerkt door beschermingsrendement (dat is opgenomen in de toedelingsregels) of via de solidariteitsreserve.
Op grond van het vijfde lid zijn de toedelingsregels voor de beschermings- en overrendementen voor het beleggingsrisico zodanig dat er geen ex-ante herverdelingseffecten zijn.

Op grond van het zesde lid kan het voor pensioen bestemd vermogen niet negatief zijn.

Op grond van het zevende lid zullen nadere regels worden gesteld over dit artikel. Die regels zullen in ieder geval betrekking hebben op de scenario-analyse en de toedelingsregels.

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Start typing and press Enter to search