Artikel 17 Gelijke premie
1 De door of voor een deelnemer verschuldigde premie bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.
2 Voor verschillende vormen van pensioen en voor verschillende pensioenregelingen kunnen verschillende premies worden vastgesteld.
3 Het eerste lid is niet van toepassing op de premie voor vrijwillige pensioenregelingen.
De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.
Consultatiedocument, p. 17-18:
Leeftijdsonafhankelijke premies in premieregelingen
Dit wetsvoorstel schrijft voor dat alle pensioenregelingen die na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel tot stand komen, een leeftijdsonafhankelijke premie toepassen. In combinatie met het vervallen van de tijdsevenredige opbouw uit de Pensioenwet, wordt hiermee de zogenoemde doorsneesystematiek afgeschaft die nu is voorgeschreven voor bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen. Toepassing van premieregelingen met een leeftijdsonafhankelijke premie sluit beter aan bij de veranderende arbeidsmarkt. Deze premiesystematiek beïnvloedt de arbeidsmarktbeslissingen van deelnemers zo min mogelijk. De afschaffing van de herverdeling tussen leeftijdsgroepen maakt de pensioenopbouw daarnaast persoonlijker en transparanter, in lijn met het Pensioenakkoord.
Op het voorschrift van een leeftijdsonafhankelijk premiepercentage kan alleen een uitzondering worden gemaakt voor bestaande deelnemers in premieregelingen en in uitkeringsovereenkomsten die door een verzekeraar worden uitgevoerd die vóór de inwerkingtredingsdatum van dit wetsvoorstel al bestaan. Deze pensioenregelingen kennen nu een met de leeftijd toenemend (progressief) premiepercentage. De werkgever (of sociale partners) moet daarvoor gebruik maken van het hiervoor getroffen overgangsrecht (‘eerbiedigende werking’). Deze uitzondering is nader toegelicht in hoofdstuk 14 Overgangsrecht. Behoudens deze uitzondering is een met leeftijd stijgend premiepercentage, zoals dat nu wordt toegepast, niet langer toegestaan. In de pensioenovereenkomst wordt een vast premiepercentage vastgelegd, ongeacht de leeftijd van de deelnemer.
Voor de huidige wettelijk en fiscaal gefaciliteerde pensioenregelingen worden zowel leeftijdsonafhankelijke, als met de leeftijd toenemende (progressieve) premiepercentages gehanteerd. Voor deelnemers staat daar in uitkeringsovereenkomsten een tijdsevenredige opbouw van aanspraken tegenover of, in een premieovereenkomst, een aangroei van vermogen. In voorgaande paragraaf is uiteengezet waarom nieuwe pensioenopbouw in het nieuwe pensioenstelsel alleen mogelijk is in een premieovereenkomst. In deze paragraaf wordt toegelicht op grond van welke overwegingen voor alle regelingen een leeftijdsonafhankelijk premiepercentage verplicht wordt gesteld. De eerste overweging betreft de behoefte aan stabiele pensioenpremies. Een van de randvoorwaarden uit het pensioenakkoord is dat pensioenpremies zo stabiel mogelijk moeten zijn. [voetnoot 16: Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord, Bijlage bij Kamerstukken II, 2019/20, 32043, nr. 519.] Voor alle pensioenregelingen geldt voortaan dat de premie de arbeidsvoorwaardelijke pensioentoezegging is. Het nieuwe pensioenstelsel stelt sociale partners op die manier in staat om een stabiele pensioenpremie af te spreken in de pensioenovereenkomst. Leeftijdsonafhankelijke premies maken de totale premielast stabieler en beter voorspelbaar. De premielast is immers onafhankelijk van fluctuaties van de gemiddelde leeftijd van het werknemersbestand. Bij gebruik van met de leeftijd toenemende premiepercentages zou de premielast voor de werkgever veranderen met de gemiddelde leeftijd van de werknemers.
Een tweede argument om een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht te stellen betreft de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Een leeftijdsonafhankelijke premie heeft als voordeel dat de arbeidskosten van werknemers net als in de huidige doorsneesystematiek niet op een directe manier toenemen met de leeftijd. Een leeftijdsonafhankelijke premie voorkomt dat oudere werknemers minder aantrekkelijk worden, met ongunstige gevolgen voor het in dienst nemen en in dienst houden van deze werknemers. Onderzoek laat dergelijke effecten zien. [ Voetnoot 17: Netspar Design Paper 165, M. Knoef, S. Muns en A. van Soest, Arbeidsmarkteffecten van de pensioenpremiesystematiek, december 2020.][Voetnoot 18: SEO Economisch Onderzoek, A. Heyma, A. Nauta, S. van der Werff, G. van Sloten, Werkende perspectieven voor oudere werknemers, Amsterdam, april 2016.] Daarnaast voorkomt een leeftijdsonafhankelijke premie dat de arbeidskosten van werkgevers met veel ouderen in dienst, hoger komen te liggen dan vergelijkbare werkgevers met een jonger bestand.
Het derde genoemde argument om leeftijdsonafhankelijke premie verplicht te stellen betreft de gemiddeld langere beleggingsperiode per ingelegde euro pensioenpremie. In vergelijking met progressieve premies zal de premie voor jongere deelnemers immers hoger zijn. De gemiddelde pensioenpremie kan hierdoor langer renderen, waarmee de beleggingshorizon langer is. Hierdoor ontstaat bij gelijke premie-inleg naar verwachting een hoger pensioenresultaat. Echter, dit voordeel slaat pas neer bij de generatie pensioendeelnemers die hun hele carrière pensioen opbouwen volgens het nieuwe systeem met een leeftijdsonafhankelijke premie. Tegenover dit voordeel staat een in totale omvang ongeveer gelijk nadeel dat de huidige generatie – dat zijn alle nu actieve pensioendeelnemers – ondervindt als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek. [voetnoot 19: CPB-notitie, Eindrapportage voor- en nadelen van de doorsneesystematiek, 2013.] In hoofdstuk 6 Waarborgen voor evenwichtige transitie wordt beschreven hoe dit nadeel voor bestaande deelnemers wordt gecompenseerd.
Een bijkomende overweging om te kiezen voor leeftijdsonafhankelijke premies is het feit dat Nederland hiermee aansluit bij de gangbare praktijk in omringende landen. [voetnoot 20: CPB-notitie, Afschaffing doorsneesystematiek, 2015.] Met leeftijd oplopende pensioenpremies komen daar namelijk vrijwel niet voor. Deze overweging is vooral van belang voor ondernemingen met werknemers in verschillende landen.
Tot slot, de systematiek van leeftijdsonafhankelijke premies sluit ook beter aan bij de oudedags-voorzieningen in de derde pijler, die nu al een leeftijdsonafhankelijke maximale premie-inleg kennen. Dit is in lijn met het voorstel om de fiscale behandeling van de tweede en de derde pijler zoveel mogelijk gelijk te trekken. Dit voorstel is toegelicht in het hoofdstuk 5 Fiscaal kader.
[…]
Consultatiedocument, p. 119:
Actuariële berekeningen bij pensioen
Met dit wetsvoorstel komt artikel 8, derde lid, van de Wgbl te vervallen (zie ook artikelsgewijze toelichting bij artikel V). Hiermee wordt de Wgbl in overeenstemming gebracht met de bovengenoemde Europese kaderrichtlijn (2000/78/EG). Deze wijziging vloeit voort uit jurisprudentie van het Hof van Justitie. [voetnoot 152: HvJ EG 26 september 2013 (HK Danmark/Experian).] Dit betekent dat de Wgbl niet langer een specifieke uitzondering kent voor leeftijdonderscheid in actuariële berekeningen bij pensioen. Leeftijdonderscheid in actuariële berekeningen zal objectief gerechtvaardigd moeten worden op grond van de algemene uitzondering van artikel 7, eerste lid, onder c van de Wgbl. [voetnoot 153: Zie ook Kamerstukken II 2016/17, Aanhangsel van de handelingen, nr. 2195.]
Leeftijdsonafhankelijke premie
Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is het voor sociale partners enkel nog mogelijk om een premieovereenkomst overeen te komen. In de wetsgeschiedenis van de Wgbl wordt gesteld dat de pensioenaanspraak bij een zuivere premieovereenkomst bestaat uit ‘de aanspraak op een beschikbaarstelling van de premie’. [voetnoot 154: Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, blz. 86.] Zowel het nieuwe contract als de verbeterde premieregeling worden gezien als zuivere premieregelingen. Voor deze premieregelingen geldt dat de toegezegde premie de arbeidsvoorwaardelijke beloning is. Met de leeftijdsonafhankelijke premie wordt een persoonlijk pensioenvermogen gevormd die bij deze premie past. De toegezegde premie is in het nieuwe contract afgestemd op de door sociale partners overeengekomen pensioendoelstelling. Door uit te gaan van een leeftijdsonafhankelijke premie is er, zowel in het nieuwe contract als de verbeterde premieregeling, geen sprake van direct leeftijdsonderscheid.
De overstap naar premieregelingen met een leeftijdsonafhankelijke premie kan voor bepaalde leeftijdsgroepen tot gevolg hebben dat er, in vergelijking met de huidige situatie, tijdelijk geen of minder pensioen wordt opgebouwd. Voor zover hier sprake is van indirect leeftijdonderscheid, is de regering van mening dat hiervoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Voor de onderbouwing van de objectieve rechtvaardiging wordt verwezen naar hoofdstuk 3, waarin is toegelicht waarom er in het nieuwe pensioenstelsel enkel nog pensioenopbouw via leeftijdsonafhankelijke premies mogelijk is.
[…]
Consultatiedocument, p. 162-163:
Artikel I, onderdeel J en artikel VII, onderdelen G en M
In het huidige artikel 17 van de Pensioenwet en artikel 33 Wvb is geregeld dat de verwerving van pensioenaanspraken in een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst tenminste evenredig in de tijd plaats vindt. Dit paste bij de doorsneesystematiek met een doorsneepremie en een doorsneeopbouw. Nu deze systematiek wordt vervangen en de uitkerings- en kapitaalovereenkomst vervallen kan ook dit artikel vervangen worden. In het nieuwe artikel 17 van de Pensioenwet en artikel 23 Wvb (het artikel waar nu de doorsneepremie voor beroepspensioenfondsen is geregeld) wordt de regeling opgenomen voor de gelijke, doorsnee, premie. Omdat de gelijke premie voor alle pensioenovereenkomsten en alle pensioenuitvoerders gaat gelden wordt artikel 8 Wet Bpf2000, waarin de doorsneepremie voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen is voorgeschreven, geschrapt. Artikel 33 Wvb kan vervallen.
De regeling voor de doorsneepremie komt grotendeels overeen met de regeling voor de doorsneepremie in artikel 8 van de Wet Bpf2000.
In het eerste lid is bepaald dat de premie voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen bedraagt. Onderscheid in premie op welke grond dan ook is niet toegestaan. Zo zal leeftijd, geslacht of gezondheid geen reden kunnen zijn voor een andere premie.
Op grond van het tweede lid kunnen voor verschillende vormen van pensioen of verschillende pensioenregelingen verschillende premies worden vastgesteld. Er kan dus een andere premie worden vastgesteld voor het partnerpensioen als voor het ouderdomspensioen. Ook kan in de situatie dat er twee verschillende ouderdomspensioenregelingen worden uitgevoerd door dezelfde pensioenuitvoerder voor iedere regeling een eigen gelijke premie worden vastgesteld.
Tenslotte is in het derde lid geregeld dat de verplichting tot het hanteren van een gelijke premie niet geldt voor vrijwillige pensioenregelingen.
23 Hetgeen neerkomt op de ambitie van 80% middelloon in ruim 42 opbouwjaren.
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst