Artikel 102a

1 Het bestuur van een pensioenfonds draagt in overleg met de overige organen van het pensioenfonds zorg voor de vastlegging van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het pensioenfonds. De organen van het pensioenfonds gebruiken deze doelstellingen en uitgangspunten bij de toetsing van de opdrachtaanvaarding van de door vertegenwoordigers van werkgevers of werkgeversverenigingen en werknemers of werknemersverenigingen overeengekomen pensioenregelingen, en bij de besluitvorming, de verantwoording, de advisering, en het toezicht binnen het pensioenfonds.

2 Het bestuur van een pensioenfonds streeft er naar van de vertegenwoordigers, bedoeld in het eerste lid, zo veel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de pensioenregelingen die de vertegenwoordigers als opdracht in uitvoering aan het pensioenfonds geven.

3 Het bestuur van een pensioenfonds draagt zorg voor de formele opdrachtaanvaarding van de door de vertegenwoordigers, bedoeld in het eerste lid, aan het pensioenfonds opgedragen pensioenregelingen. Het bestuur toetst bij de opdrachtaanvaarding voor het pensioenfonds als geheel en voor de relevante beleidsgebieden aan de doelstellingen en uitgangspunten, bedoeld in het eerste lid.

4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de vastlegging van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten en het proces van opdrachtaanvaarding het eerste lid.

Consultatiedocument, p. 84:

b. Opdrachtaanvaarding en rol pensioenuitvoerder
Nadat sociale partners hebben besloten tot invaren en het transitieplan is afgerond, zal voor het pensioenfonds de fase aanbreken van opdrachtaanvaarding en de bevestiging daarvan. In die fase zal het pensioenfonds ook voor het invaren een eigen afweging en taakvervulling hebben. Het pensioenfonds beoordeelt of het verzoek tot invaren evenwichtig is, uitvoerbaar, financieel aanvaardbaar en geen verboden leeftijdsonderscheid oplevert. Indien deze uitkomsten positief zijn kan pensioenfonds de opdracht aanvaarden en het voorgenomen besluit tot invaren nemen.

Voorafgaande aan de opdrachtaanvaarding wordt het voorgenomen besluit tot invaren voorgelegd aan het belanghebbendenorgaan of verantwoordingsorgaan.

[…]

Consultatiedocument, p. 98:

6.3.2 Besluitvorming bij pensioenfondsen
Opdrachtaanvaarding
Voordat de werkgever dan wel sociale partners dan wel beroepspensioenverenigingen en een pensioenfonds afspraken maken over de uitvoering, draagt het bestuur van een pensioenfonds zorg voor de formele opdrachtaanvaarding van de pensioenregeling. Het pensioenfonds streeft ernaar van de sociale partners die de pensioenregeling zijn overeengekomen zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de doelstellingen bij de opdracht. Daarna beoordeelt het pensioenfonds of het de opdracht kan aanvaarden. Het zal daarbij, op grond van de bestaande wet- en regelgeving, rekening moeten houden met de doelstellingen en uitgangspunten van het pensioenfonds. Ook zal het pensioenfonds moeten bezien of het de pensioenregeling en het verzoek tot invaren kan uitvoeren met inachtneming van de evenwichtige belangenafweging en andere toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de gelijke behandelingswetgeving. Tot slot gaat het pensioenfonds nadrukkelijk na of het de pensioenregeling op een beheerste en integere manier kan (laten) uitvoeren. Het pensioenfonds maakt voor de beoordeling van de opdracht tot uitvoering van de pensioenregeling onder meer gebruik van het implementatieplan dat het in het kader van de transitie moet opstellen (zie paragraaf 6.3.3). Het pensioenfonds zal daarnaast het transitieplan als informatiebron gebruiken en beoordelen of dit voldoende informatie bevat om de uitvoering van de pensioenregeling vorm te geven en de opdracht te aanvaarden. Met dit wetsvoorstel wordt hiernaast voorgesteld bij algemene maatregel van bestuur te regelen dat pensioenfondsen de opdracht en de vormgeving van de uitvoering van de pensioenregeling tot slot nog bevestigen bij de werkgevers(vertegenwoordigers) en werknemers(vertegenwoordigers), om te borgen dat zowel sociale partners als het pensioenfonds hetzelfde beeld van de opdracht en de consequenties hebben (zie hoofdstuk 7 Governance in het nieuwe stelsel) in het nieuwe pensioenstelsel. Overigens wordt zoals aangegeven het pensioenfonds in de praktijk vaak al betrokken in de arbeidsvoorwaardelijke fase, om inzicht te verschaffen in de consequenties en haalbaarheid van voorgenomen besluiten.

[…]

Consultatiedocument, p. 99:

Een aanvullende waarborg die in onderhavig wetsvoorstel is voorzien is het verduidelijken van de rol van opdrachtaanvaarding door een pensioenfonds en de rol van de fondsorganen bij het besluit tot invaren. De specifieke transitie naar het nieuwe pensioenstelsel waarbij veel nadruk ligt op evenwichtigheid en beheersing van risico’s, brengt met zich mee dat demedezeggenschapsorganen een (tijdelijke) verzwaring krijgen van hun takenpakket bij de beoordeling van invaren. Het verantwoordingsorgaan en het belanghebbendenorgaan krijgen ten behoeve van de transitie een advies- respectievelijk goedkeuringsrecht ten aanzien van het voorgenomen invaarbesluit van het pensioenfonds. Hiermee wordt aangesloten bij de rol die deze fondsorganen kennen bij een externe collectieve waardeoverdracht. Het adviesrecht respectievelijk het goedkeuringsrecht is van toepassing op het voorgenomen besluit om in te varen en op de beleidsmatige keuzes in dat kader. Op deze wijze worden de belangen van de verschillende groepen belanghebbenden, naast de arbeidsvoorwaardelijke waarborgen, zowel op fondsniveau – als vertegenwoordigers namens sociale partners zitting hebben in het bestuur – als op het niveau van het medezeggenschapsorgaan in kwestie nog eens getoetst aan de regels die van toepassing zijn op pensioenfondsen.

[…]

Consultatiedocument, p. 100:

Voorafgaande aan de opdrachtaanvaarding legt het bestuur het voorgenomen besluit tot invaren voor aan het belanghebbendenorgaan of verantwoordingsorgaan. Hierbij geldt dat als het verantwoordingsorgaan negatief adviseert of een geleding van het verantwoordingsorgaan negatief staat tegenover het voorgenomen besluit van het bestuur, terwijl het voorgenomen besluit van de meerderheid van dit orgaan een positief advies krijgt, het bestuur het voorgenomen besluit kritisch dient te bezien en in ieder geval sociale partners, beroepspensioenvereniging of werkgever dient te vragen het verzoek tot invaren te heroverwegen met inachtneming van de negatieve advisering. Dit kan voor hen aanleiding zijn het verzoek tot invaren in te trekken.

[…]

Consultatiedocument, p. 107-108:

Opdrachtaanvaarding
Premieregelingen en specifiek de instrumenten uit het nieuwe contract brengen met zich mee dat concrete afspraken worden gemaakt over de vormgeving van de pensioenregeling. Zowel waar het gaat om de arbeidsvoorwaardelijke afspraken als de inrichting door de pensioenuitvoerder. Er is sprake van een ‘completer contract’, waarbij de hoofdelementen van tevoren worden vastgelegd. De regering meent dat dit zijn weerslag moet hebben in het proces van opdrachtaanvaarding, zoals pensioenfondsen dit kennen. De opdrachtaanvaarding vereist momenteel dat een pensioenfondsbestuur zorg draagt voor de vastlegging van de eigen doelstellingen en beleidsuitgangspunten – waaronder de risicohouding van het pensioenfonds – en daarnaast zoveel mogelijk duidelijkheid probeert te verkrijgen over de doelstellingen van de regeling alvorens het de opdracht beoordeelt, aanvaardt en tot uitvoering over gaat.

De regering vindt het wenselijk te expliciteren dat de formele opdrachtaanvaarding, ongeacht het type premieregeling, tevens gepaard moet gaan met een ‘opdrachtbevestiging’ aan de partijen die die de regeling zijn overeengekomen. Middels de opdrachtbevestiging zet het pensioenfonds de vastgestelde risicohouding en de voorgenomen inrichting van de pensioenregeling uiteen en onderbouwt deze. Het gaat daarbij in ieder geval concreet in op de vormgeving van de solidariteitsreserve als hier sprake van is. Ook moet een pensioenfonds werkgevers en werknemers informeren over de kans dat de door sociale partners beoogde pensioendoelstelling – gegeven de afgesproken premie – wordt behaald. Onderdeel van de onderbouwing is hiernaast ten minste het inzichtelijk maken van de consequenties van de concrete invulling van de instrumenten en de aansluiting bij de risicohouding van de beoogde deelnemerspopulatie. Deze onderbouwing is ook van belang indien de invulling van de instrumenten op enig moment wordt herzien.

Het doel van de opdrachtbevestiging is tweeledig. Ten eerste bevat de opdrachtbevestiging een onderbouwing van de door het pensioenfonds gekozen inrichting van de instrumenten, zowel waar deze voortvloeien uit arbeidsvoorwaardelijke keuzes als vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het pensioenfondsbestuur. Ten tweede borgt de opdrachtbevestiging dat sociale partners en pensioenfonds ex ante hetzelfde beeld hebben bij de opdracht en de consequenties van arbeidsvoorwaardelijke keuzes voor onder meer de deelnemers.

Hoewel deze opdrachtbevestiging een sluitstuk is van de afspraken die in het proces van opdrachtaanvaarding worden gemaakt, verwacht de regering dat dit ook impact zal hebben op het iteratieve proces hiernaartoe. Zo is het van belang dat pensioenfondsen tijdig inzicht geven in de consequenties van keuzes die op de arbeidsvoorwaardentafel worden gemaakt. Deze opdrachtbevestiging, inclusief de onderbouwing zal bij algemene maatregel van bestuur nader worden uitgewerkt. Hiertoe wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld de delegatiebepaling bij het bestaande artikel over de opdrachtaanvaarding [voetnoot 126: Artikel 102a, vierde lid, van de Pensioenwet.] uit te breiden tot het derde lid. De toezichthouders kunnen regels stellen ten aanzien van de informatie die door het bestuur van het pensioenfonds ten minste wordt gebruikt bij de formele opdrachtaanvaarding. Het betreft hierbij regels die waarborgen dat de gebruikte informatie volledig, passend en adequaat is. In aanvulling op de bestaande toezichtbevoegdheden, zal de AFM daarbij vanuit haar rol als gedragstoezichthouder er toezicht op houden dat het pensioenfonds de consequenties van de voorgenomen inrichting van de pensioenregeling op deelnemersniveau aan de sociale partners inzichtelijk maakt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de opdrachtbevestiging geen afbreuk mag doen aan de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen, het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat partijen op elkaars stoel gaan zitten. Voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen en is de opdrachtbevestiging reeds geborgd omdat zij een compleet contract aanbieden aan de werkgevers en werknemers ten behoeve van de arbeidsvoorwaardelijke besluitvorming.

[…]

Consultatiedocument, p. 174:

Artikel I, onderdeel AAA en artikel VII, onderdeel ZZ
In artikel 102a van de Pensioenwet en artikel 109a Wvb is een regeling opgenomen voor de opdrachtaanvaarding bij pensioenfondsen. Daarbij is in het tweede lid geregeld dat het bestuur moet streven duidelijkheid te krijgen over onder meer het ambitieniveau voor de toeslagverlening. Dit deel wordt geschrapt omdat bij premieovereenkomsten toeslagverlening nog maar een zeer beperkte rol zal spelen.

In het vierde lid staat een grondslag om regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur. Deze grondslag is nu beperkt tot het eerste lid en wordt uitgebreid zodat regels kunnen worden gesteld met betrekking tot het hele artikel waarbij dit onder meer betrekking kan hebben op de vastlegging van de doelstellingen en uitgangspunten en het proces van opdrachtaanvaarding. Bij dit laatste wordt gedacht aan regels voor de procedure die gevolgd moet worden om ervoor te zorgen dat alle partijen zich vergewissen van het passend zijn van de regeling en de uitvoering voor de definitieve opdrachtaanvaarding.

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Hier de tekst

Start typing and press Enter to search