Artikel 150d. Transitieplan
1 In het transitieplan legt de werkgever de keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten schriftelijk vast, alsmede de verantwoording waarom sprake is van een evenwichtige transitie.
2 Het transitieplan bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
a het karakter van de gewijzigde pensioenovereenkomst;
b de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten;
c de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten voor deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden berekend per leeftijdscohort en op de wijze zoals vastgelegd in artikel 150e;
d voor zover van toepassing, de gemaakte afspraken over compensatie;
e indien afspraken zijn gemaakt over compensatie in de vorm van het toekennen van extra pensioenaanspraken aan deelnemers, het financieringsplan voor deze compensatie waarbij inzichtelijk wordt gemaakt in welke mate elke bron ingezet zal worden; en
f voor zover van toepassing, de gemaakte afspraken over de initiële vulling van de solidariteitsreserve.
3 De pensioenuitvoerder stuurt het transitieplan binnen twee weken na de afronding aan de toezichthouder en stelt het transitieplan op zijn website beschikbaar voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
Consultatiedocument, p. 67-69:
6.2.1 Transitieplan
Zoals uit de volgende paragrafen zal blijken, maken sociale partners diverse keuzes in het kader van de transitie naar een premieregeling met een leeftijdsonafhankelijke premie: keuzes over de wijziging van de pensioenregeling; een verzoek tot invaren en de omgang met bestaand vermogen aan de pensioenuitvoerder; en afspraken over compensatie. Het is belangrijk dat werkgevers, werknemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, inzicht hebben in de gemaakte keuzes en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld voor te schrijven dat alle keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de gemaakte afspraken in het kader van de transitie moeten worden
weergegeven in een zogenaamd transitieplan. Het transitieplan bevat de verantwoording waarom gekozen is voor de betreffende invulling van de pensioenregeling en waarom sprake is van een evenwichtige overstap hiernaartoe. Het biedt inzicht in de samenhang tussen de verschillende keuzes die in het kader van de overstap naar een premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premies zijn gemaakt en moeten worden doorgevoerd. Werkgevers worden verplicht een transitieplan op te (laten) stellen indien zij op 31 december 2021 een pensioenovereenkomst met hun werknemers hebben en waarbij geen gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht op grond waarvan een progressieve premie kan blijven worden gehanteerd voor bestaande deelnemers.
Voorgesteld wordt om voor te schrijven dat het transitieplan enkele verplichte onderdelen moet bevatten. Hiermee wordt geborgd dat alle relevante onderwerpen aan de arbeidsvoorwaardelijke tafel besproken worden. Het transitieplan bevat ten minste de volgende onderdelen:
a. Het karakter van de pensioenregeling.
b. Informatie over hoe wordt omgegaan met bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten, en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen (‘invaren’). Invaren is hierbij het standaard transitiepad.
c. Een overzicht van de effecten per leeftijdscohort van de overstap op de nieuwe pensioenregeling, berekend aan de hand van de voorgeschreven maatstaven (netto profijt of bruto profijt).
d. De gemaakte afspraken over compensatie voor de onder c genoemde cohorten. Een evenwichtige overstap vergt dat het nadeel voor betreffende deelnemers adequaat en kostenneutraal wordt gecompenseerd.
e. Een financieringsplan voor de compensatie waarbij inzichtelijk wordt gemaakt in welke mate elke bron ingezet zal worden. Tevens wordt duidelijk gemaakt dat bij onvoorziene omstandigheden de genomen en arbeidsvoorwaardelijke besluiten opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden.
f. voor zover van toepassing, de gemaakte afspraken over de initiële vulling van de solidariteitsreserve.
In de volgende paragrafen wordt per onderdeel a-e nader toegelicht wat het voorschrift inhoudt. Het is niet alleen van belang dat het transitieplan de beschreven informatie bevat, maar ook dat hierin de afwegingen die tot de gemaakte keuzes hebben geleid volledig en transparant worden weergegeven. Dit betekent onder meer dat duidelijk inzicht moet worden geboden in de voor- en nadelen van de gemaakte keuzes. Het is daarnaast van belang dat in het transitieplan duidelijk wordt gemotiveerd waarom de transitie als geheel (en daarmee het geheel aan gemaakte keuzes) leidt tot een evenwichtige overstap (zie ook paragraaf 6.2.6). Op deze manier biedt het transitieplan een waardevol instrument in het arbeidsvoorwaardelijke proces tussen werkgevers en werknemers en voor de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering. Indien er onvoorziene omstandigheden optreden waardoor de evenwichtigheid van afspraken in het geding komt, zullen partijen de afspraken nog eens tegen het licht moeten houden. Het is aan partijen zelf om kritisch te zijn op de kwaliteit van het transitieplan.
Rollen, taken en verantwoordelijkheden
Werkgevers worden wettelijk verplicht een transitieplan te (laten) opstellen; zij zijn primair verantwoordelijk. Indien de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds rust deze verplichting op de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen, bij een beroepspensioenfonds rust deze verplichting op de beroepspensioenvereniging. Overigens zal de pensioenuitvoerder veelal betrokken worden bij het opstellen van het transitieplan, om bijvoorbeeld berekeningen te leveren voor de verschillende onderdelen die het transitieplan moet bevatten. Het transitieplan wordt in geval van een pensioenfonds tevens betrokken in de opdrachtaanvaarding door het pensioenfondsbestuur, zie ook paragraaf 6.3.2.
Het transitieplan wordt meegezonden met een verzoek om instemming van de ondernemingsraad met de wijziging van de pensioenregeling (zie 6.2.7). Het transitieplan bevat immers de onderbouwing voor de gemaakte keuzes in de arbeidsvoorwaardelijke fase, waaronder de wijziging van de pensioenregeling en biedt inzicht in de gevolgen die de nieuwe pensioenregeling heeft voor de werknemers. [voetnoot 76: Conform artikel 27, tweede lid, van de Wet op de ondernemingsraden.] Als de medezeggenschap is geregeld via een personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering moet het transitieplan op verzoek worden toegezonden bij de adviesaanvraag conform de bestaande adviesbevoegdheden. [voetnoot 77: Conform artikel 35b, vijfde en zesde lid en artikel 35c, derde en vierde lid, van de Wet op de ondernemingsraden.] Tevens ligt het voor de hand dat de werkgever het transitieplan aan de werknemer ter beschikking stelt bij het proces tot wijziging van de pensioenovereenkomst. Dit proces komt in de volgende paragraaf aan de orde. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het transitieplan zelf geen instemming (of advies) behoeft van de genoemde organen dan wel de werknemer. Het betreft enkel een instrument om de gemaakte afspraken (waar wel inspraak op is) te verantwoorden.
Met dit wetsvoorstel wordt ook geregeld dat de werkgever het transitieplan uiterlijk op 1 januari 2024 verstrekt aan de (beoogd) pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder betrekt het transitieplan bij de eigen besluitvorming over bijvoorbeeld de opdrachtaanvaarding en het (eventuele) verzoek tot invaren van bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten en bij het opstellen van het implementatieplan (zie paragraaf 6.3.3). Het transitieplan wordt tevens op de (mijnomgeving van de) website van de pensioenuitvoerder ter beschikking gesteld voor de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Op deze manier is geborgd dat het transitieplan door alle betrokkenen kan worden geraadpleegd.
[…]
Consultatiedocument, p. 88-89:
6.2.5 Compensatie
De overstap voor nieuwe pensioenopbouw op een premieovereenkomst met een leeftijdsonafhankelijke premie kan ertoe leiden dat bepaalde groepen deelnemers minder pensioen zullen opbouwen dan bij het voortzetten van de doorsneesystematiek het geval zou zijn geweest. Het is van groot belang dat de overstap op de nieuwe premieregelingen evenwichtig plaatsvindt en dat sociale partners overeenkomen zich tot het uiterste zullen inspannen om die evenwichtigheid
te realiseren. Voor een nadere uitleg van het begrip ‘evenwichtigheid’ wordt verwezen naar paragraaf 6.2.6.
Een evenwichtige overstap zal in voorkomende gevallen vergen dat deelnemers die een onevenredig nadeel ondervinden adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd (hierna: compensatie). De afspraken over compensatie worden gemaakt in de arbeidsvoorwaardelijke fase. Dit sluit aan bij het feit dat maatwerk vereist is en past bij de onderhandelingsvrijheid van de sociale partners Deze afspraken over compensatie dienen als zodanig herkenbaar in de pensioenovereenkomst terug te komen. Dit wetsvoorstel stelt verschillende randvoorwaarden voor de borging dat bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenovereenkomst expliciet aandacht wordt besteed aan compensatie. Voorts worden verschillende voorwaarden gesteld om ervoor te zorgen dat de compensatie op een robuuste wijze gefinancierd wordt. De deelnemers krijgen persoonlijk inzicht in de effecten van de transitie en compensatie door de pensioenuitvoerder. Zie hiervoor het communicatieplan in paragraaf 6.3.4.
Maatwerk in de arbeidsvoorwaardelijk fase
Er is een grote verscheidenheid aan pensioenregelingen en pensioenuitvoerders. Geen sector of onderneming is hetzelfde. In het transitieproces kunnen werkgevers en werknemers keuzes maken die van invloed zijn op de effecten van de overstap naar een nieuwe premieregeling. Dit heeft tot gevolg dat de effecten van die overstap verschillen per type pensioenregeling en pensioenuitvoerder. Dit geldt voor het mogelijke totale nadeel dat bepaalde leeftijdscohorten ondervinden, maar ook voor de verdeling van dit nadeel tussen de leeftijdscohorten. Om ervoor te zorgen dat de compensatie terecht komt bij de juiste leeftijdscohorten en deelnemersgroepen, is maatwerk op het niveau van de cao of pensioenregeling noodzakelijk. Dit betekent ook dat werkgevers en werknemers in gezamenlijkheid besluiten over de noodzaak tot compensatie en de verdeling van de compensatie over de verschillende leeftijdscohorten. Het is dan ook aan de partijen die de pensioenregeling overeenkomen om vast te stellen wat in een specifieke situatie kwalificeert als adequate compensatie.
[…]
Consultatiedocument, p. 91-92:
Financieren van compensatie
De regering acht het van groot belang dat de compensatie op een robuuste wijze gefinancierd wordt. Daarom wordt wettelijk vastgelegd dat er een financieringsplan voor de compensatie moet zijn. Zoals eerder toegelicht wordt de compensatie geleidelijk binnen een bepaalde periode toegekend. De financiering moet telkens geregeld zijn voordat compensatie toegekend kan worden. Op deze manier wordt voorkomen dat er compensatie wordt toegekend, zonder dat hier financiering tegenover staat. In het transitieplan moet ook worden opgenomen hoe er op een evenwichtige wijze wordt omgegaan met schokken tijdens de transitie- en compensatieperiode. Dit kunnen financiële en economische schokken zijn, maar ook andere schokken die gevolgen hebben voor de haalbaarheid van het financieringsplan.
De financiering kan plaatsvinden door een opslag op de premie of door het onttrekken van bedragen uit een compensatiedepot (zie 6.2.4). Het financieringsplan maakt deel uit van het transitieplan.
Gelijke behandeling naar leeftijd
Voor adequate compensatie kan het noodzakelijk zijn om bepaalde leeftijdsgroepen in meer of mindere mate te compenseren, hierdoor wordt onderscheid naar leeftijd gemaakt. In hoofdstuk 9 van deze algemene toelichting is beschreven dat een dergelijk onderscheid gemaakt mag worden als dit te rechtvaardigen is vanwege een legitiem doel (het compenseren van getroffen groepen) en het middel (compensatie gericht op de ‘juiste’ groepen) passend en noodzakelijk is. Om doel te kunnen treffen, moet compensatie gericht zijn op die leeftijdsgroepen die nadeel lijden. Het is dus noodzakelijk om leeftijdsonderscheid te maken om het legitiem doel te behalen.
De keuze welke leeftijdsgroepen gecompenseerd worden, wordt aan sociale partners gelaten. Voor het onderbouwen waarom bepaalde leeftijdsgroepen in aanmerking komen voor compensatie, kan gebruik gemaakt worden van de nettoprofijt- en brutoprofijtuitkomsten die moeten worden opgesteld om de transitie-effecten in kaart te brengen. Hiermee zijn immers de generatie-effecten zichtbaar gemaakt.
6.2.6 Evenwichtigheid
Het uitgangspunt voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is dat de transitie als geheel evenwichtig dient te zijn, dus inclusief de overstap op een gewijzigde pensioenregeling (met een
leeftijdsonafhankelijke premie en de afspraken omtrent compensatie) en de keuze om wel of niet in te varen.
Of er sprake is van een evenwichtige transitie, is primair ter beoordeling van de sociale partners. Zij sluiten immers de nieuwe pensioenregeling, doen waar afgesproken een verzoek tot invaren aan het pensioenfonds en komen waar nodig een compensatieregeling overeen.
[…]
Consultatiedocument, p. 145-146:
4. Handeling: opstellen transitieplan door werkgever
Alle werkgevers met een eigen pensioenregeling moeten bij de overstap op een nieuwe pensioenregeling een transitieplan opstellen. Deze verplichting is toegelicht in hoofdstuk 6
Waarborgen voor evenwichtige transitie. Werkgevers met een pensioenregeling ondergebracht bij een verzekeraar kunnen het transitieplan door de verzekeraar laten opstellen.
Werkgevers die onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds vallen, krijgen niet met bovengenoemde handelingen te maken. In dat geval worden deze verricht door sociale partners.
[…]
Consultatiedocument, p. 180-183:
Artikel 150d Pensioenwet en artikel 145c Wvb (Transitieplan)
Dit artikel bevat de nadere uitwerking van het transitieplan dat in de arbeidsvoorwaardelijke fase wordt opgesteld. De eindverantwoordelijkheid voor het opstellen van het transitieplan ligt bij de werkgever (dan wel de partijen de die pensioenregeling zijn overeengekomen). Zoals toegelicht is het in de praktijk evenwel vereist dat het opstellen van het transitieplan in nauwe samenwerking met de pensioenuitvoerder gebeurt. Daarnaast is het in voorkomende gevallen, zoals bij kleine werkgevers, denkbaar dat de pensioenuitvoerder in afstemming met de werkgever (het grootste deel van) het transitieplan opstelt.
Aan de hand van de gewijzigde pensioenovereenkomst en het transitieplan beoordeelt de pensioenuitvoerder of de pensioenovereenkomst door de pensioenuitvoerder kan worden uitgevoerd en of derhalve zal worden voldaan aan het verzoek tot onderbrenging van de
werkgever door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Specifiek voor pensioenfondsen geldt dat het transitieplan bij de opdrachtaanvaarding wordt betrokken en een eventueel verzoek tot een collectieve waardeoverdracht en een eventueel verzoek om een deel van het vermogen na de collectieve waardeoverdracht in te zetten voor de initiële vulling van een solidariteitsreserve of de compensatie van deelnemers.
Voorgesteld wordt in het eerste lid vast te leggen dat het transitieplan alle keuzes, overwegingen en berekeningen moet bevatten die ten grondslag liggen aan de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit brengt onder meer met zich dat in het transitieplan op transparante wijze inzicht wordt gegeven waarom, met inachtneming van alle voor- en nadelen, de verschillende keuzes zijn gemaakt. Het transitieplan heeft betrekking op alle wijzigingen van de pensioenovereenkomst, dus bijvoorbeeld ook op de afspraken voor compensatie binnen de arbeidsvoorwaarde pensioen en de wijzigingen ten aanzien van het nabestaandenpensioen.
Het transitieplan bevat voorts de verantwoording waarom sprake is van een evenwichtige transitie. Met dit voorschrift wordt beoogd te borgen dat bij de verschillende keuzes die worden gemaakt de belangen van alle betrokkenen worden meegewogen en wordt onderbouwd waarom met de gemaakte keuzes hier, alles overziend, op een juiste wijze recht aan wordt gedaan. De vraag of sprake is van een evenwichtige overstap is in de arbeidsvoorwaardelijke fase voorbehouden aan de partijen betrokken bij de wijziging van de pensioenovereenkomst. Hierbij spelen de effecten van de transitie in termen van netto profijt dan wel bruto profijt een belangrijke rol (zie ook het voorgestelde artikel 150e van de Pensioenwet en artikel 145d Wvb). Indien het profijt van de transitie aanmerkelijk positief of negatief is, dient dit bij de verantwoording waarom (desalniettemin) sprake is van een evenwichtige overstap bijzondere aandacht. De evenwichtigheid kan worden verantwoord met additionele analyses.
Het tweede lid beoogt vast te leggen ten aanzien van welke specifieke onderdelen in het transitieplan in ieder geval de keuzes, overwegingen en (waar relevant) berekeningen moeten landen.
Allereerst moet in het transitieplan aandacht worden besteed aan het karakter van de gewijzigde pensioenovereenkomst (onderdeel a). De keuze voor een nieuwe premieovereenkomst, een verbeterde premieovereenkomst, een premie-uitkeringsovereenkomst of een premie-kapitaalovereenkomst moeten worden toegelicht. Indien wordt gekozen voor een verbeterde premieovereenkomst en de uitvoering is belegd bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds of beroepspensioenfonds, wordt tevens aangegeven of van extra solidariteitselementen gebruik wordt gemaakt. Daarnaast moet in het transitieplan worden ingegaan op de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten (onderdeel b). Dit heeft onder meer betrekking op de vraag of opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten door middel van een collectieve waardeoverdracht zullen worden aangewend overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst of dat opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten (in geval van onderbrenging bij een pensioenfonds in afwijking van het standaard invaarpad) achterblijven in een gesloten pensioenregeling.
De overige onderdelen (onderdelen c tot en met f) houden verband met de mogelijke transitie-effecten die kunnen optreden bij het wijzigen van de pensioenovereenkomst en door de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
In het transitieplan moeten de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten voor deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden inzichtelijk worden gemaakt (onderdeel c). Deze effecten dienen te worden berekend per leeftijdscohort aan de hand van de berekeningsmethode zoals vastgelegd in het voorgestelde artikel 150e van de Pensioenwet. Het in beeld brengen van deze transitie-effecten is relevant zodat de partijen die de wijziging van de pensioenovereenkomst overeenkomen kunnen beoordelen of er sprake is van een evenwichtige transitie. De effecten moeten inzichtelijk worden gemaakt voor alle pensioensoorten, dus
bijvoorbeeld ook voor de opgebouwde aanspraken en rechten op nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Zie voor een nadere uitwerking van de berekeningsmethode van de transitie-effecten de artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 150e van de Pensioenwet.
Beoogd uitgangspunt zoals afgesproken bij het sluiten van het pensioenakkoord is dat deelnemers worden gecompenseerd als zij onevenredig nadeel ondervinden van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. De afspraken hierover worden gemaakt in de arbeidsvoorwaardelijke fase en dienen te worden verantwoord in het transitieplan (onderdeel d). In het transitieplan dient zowel in te worden gegaan op compensatie binnen de arbeidsvoorwaarde pensioen als met betrekking tot andere arbeidsvoorwaarden. Voor zover er afspraken worden gemaakt over adequate compensatie en deze afspraken betrekking hebben op de arbeidsvoorwaarde pensioen en aldus de vorm hebben van het toekennen van extra pensioenaanspraken aan deelnemers, moet in het transitieplan worden vastgelegd hoe de compensatie wordt gefinancierd. Voorgesteld wordt om vast te leggen dat hierbij in ieder geval inzicht moet worden geboden in de bronnen die voor compensatie worden gebruikt en in welke mate deze bronnen worden benut (onderdeel e). Geëxpliciteerd dient aldus te worden in hoeverre de compensatie die betrekking heeft op de arbeidsvoorwaarde pensioen wordt gefinancierd vanuit het vermogen, een premieopslag of een bijstorting door de werkgever. Daarbij dient inzicht te worden geboden in de omvang van het vermogen of een eventuele bijstorting van de werkgever die wordt benut voor de compensatie en de eventuele premieopslag die in verband met de compensatie wordt toegepast. Voor zover het vermogen wordt gebruikt voor compensatie, hetgeen onder voorwaarden bij pensioenfondsen het geval kan zijn indien er wordt ingevaren, speelt het pensioenfonds een belangrijke rol. Het uiteindelijke besluit over de inzet van een deel van het vermogen als financieringsbron voor compensatie door het toekennen van extra pensioenaanspraken aan deelnemers ligt, na een daartoe strekkend verzoek van de werkgever of de partijen die de pensioenregeling overeenkomen, namelijk bij het pensioenfonds (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 150n van de Pensioenwet en artikel 145m Wvb). Dit onderstreept het belang van een nauwe afstemming tussen de arbeidsvoorwaardelijke partijen en de pensioenuitvoerder bij het opstellen van het transitieplan.
Tot slot dient in het transitieplan, voor zover van toepassing, in te worden gegaan op de eventuele initiële vulling van de solidariteitsreserve (onderdeel f). De solidariteitsreserve is onderdeel van de nieuwe premieovereenkomst en kan onderdeel zijn van een verbeterde premieovereenkomst die wordt uitgevoerd door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds. Voor zover een deel van het vermogen wordt gebruikt voor de initiële vulling van de solidariteitsreserve, hetgeen onder voorwaarden bij pensioenfondsen het geval kan zijn indien er wordt ingevaren, speelt het pensioenfonds een belangrijke rol. Het uiteindelijke besluit over de inzet van een deel van het vermogen als financieringsbron voor de initiële vulling van de solidariteitsreserve ligt, na een daartoe strekkend verzoek van de werkgever of de partijen die de pensioenregeling overeenkomen, namelijk bij het pensioenfonds (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 150n van de Pensioenwet en artikel 145m Wvb).
Het derde lid beoogt te borgen dat het transitieplan beschikbaar is voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden om te raadplegen. Zoals eerder toegelicht is het uitgangspunt dat de werkgever het transitieplan na afronding overlegt aan de pensioenuitvoerder (het voorgestelde artikel 150c van de Pensioenwet en artikel 145b Wvb). De pensioenuitvoerder stelt het transitieplan op de website beschikbaar voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Dit mag op een besloten deel van de website. Het op de website plaatsen van het transitieplan vindt plaats nadat de pensioenovereenkomst definitief is ondergebracht bij de pensioenuitvoerder. In het derde lid is verder geregeld dat de werkgever het transitieplan binnen twee weken na afronding aan DNB stuurt.
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst