Artikel 220d Overgangsrecht wacht- of drempelperiode uitzendovereenkomsten
1 In afwijking van artikel 14, tweede lid, heeft een werknemer die werkzaam is in een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen in acht weken of meer maar in minder dan 26 weken arbeid heeft verricht, de wachttijd of drempelperiode van acht weken waarin hij arbeid heeft verricht, bedoeld in artikel 14, tweede lid, vervuld op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen. De tweede zin van artikel 14, tweede lid, is van toepassing.
2 Indien een werknemer als bedoeld in het eerste lid, op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen in minder dan acht weken arbeid heeft verricht, tellen de weken waarin hij arbeid heeft verricht mee voor de beoordeling of vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen in acht weken arbeid is verricht. De tweede zin van artikel 14, tweede lid, is van toepassing.
Consultatiedocument, p. 137:
11a. Inkorten wachttijd uitzendsector
In Nederland bouwen niet alle werknemers via hun werkgever pensioen op, er geldt namelijk geen pensioenplicht. Hierdoor ontstaat een zogenoemde ‘witte vlek’. Uit recent onderzoek van het CBS is gebleken dat de witte vlek ongeveer 13% betrof. [voetnoot 186: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/45/witte-vlek-op-pensioengebied-2016] De Stichting van de Arbeid heeft in een nadere analyse aangetoond dat de witte vlek waarschijnlijk rond de 9% – 10% ligt. [voetnoot 187: https://www.stvda.nl/nl/publicaties/witte-vlek-pensioenen] Hoewel dit een lager percentage betreft, blijft het aandeel aanzienlijk. De regering acht het wenselijk dat zo veel mogelijk werknemers pensioen opbouwen.
Voor de uitzendsector geldt momenteel een uitzonderingsbepaling voor de maximale wachttijd voor het opbouwen van pensioen. Uit een nadere analyse van het CBS, in samenwerking met de uitzendsector, is gebleken dat in 2016, 221.000 werknemers korter dan zes maanden in dienst waren bij dezelfde werkgever. [voetnoot 188: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/24/witte-vlek-op-pensioengebied-in-de-uitzendsector-2016] Die groep bouwt vanwege de wachttijd geen pensioen op.
De regering brengt de uitzonderingsbepaling voor de uitzendsector [voetnoot 189: Artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet.] in lijn met hetgeen wettelijk is bepaald voor de andere sectoren. Dit betekent dat de wettelijk toegestane wachttijd voor de uitzendsector wordt teruggebracht van maximaal 26 weken naar analogie van de twee maanden naar maximaal acht gewerkte weken. Dit zal ervoor zorgen dat het aantal werknemers dat aanvullend pensioen in de tweede pijler opbouwt in de uitzendsector substantieel zal toenemen.
Deze aanpassing van de Pensioenwet is in lijn met de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid (Stichting). De Stichting heeft in haar aanvalsplan om de omvang van de witte vlek te doen afnemen specifiek gekeken naar de uitzendsector. Een belangrijk deel van de werknemers die geen aanvullend pensioen opbouwt via de werkgever is namelijk werkzaam in deze sector. De Stichting constateert dat in de uitzendsector, ondanks een verplichtgestelde pensioenregeling, relatief veel werknemers vanwege de specifieke wachttijd voor de uitzendsector geen pensioen opbouwen. In haar aanvalsplan beveelt de Stichting aan om de uitzonderingsbepaling voor de uitzendsector op te heffen en in lijn te brengen met hetgeen wettelijk is bepaald voor de andere sectoren. De uitzonderingsbepaling van maximaal 26 weken is in het verleden tot stand gekomen om te kleine pensioenen en daarmee hoge administratieve kosten voor pensioenfondsen te voorkomen. Deze kosten komen uiteindelijk ten nadele van de deelnemer. De maximale duur van 26 weken blijkt ongebalanceerd en voorkomt tijdige pensioenopbouw voor veel werknemers. De regering heeft daarom deze aanbeveling van de Stichting overgenomen in dit wetsvoorstel. Hiermee wordt een balans gevonden tussen enerzijds het bevorderen van pensioenopbouw in de uitzendsector door de wachttijd te verlagen en anderzijds de toename van administratieve lasten van kleinere pensioenen.
De voorgestelde maatregel zal per 1 januari 2022 in werking treden. Als overgangsbepaling zal gelden dat indien er op 1 januari 2022 sprake is van 8 of meer gewerkte weken, er dan direct sprake is van deelneming aan de pensioenregeling. Is er op 1 januari 2022 sprake van minder dan 8 gewerkte weken dan tellen deze weken mee om tot 8 weken te komen. Dit alles zonder terugwerkende kracht van pensioenopbouw.
[…]
Consultatiedocument, p. 194-195:
Overgangsrecht wachttijd
In artikel 220d, eerste lid, is overgangsrecht opgenomen voor de wijziging van artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet. In dat artikel is geregeld dat een wachttijd of drempelperiode voor het ouderdomspensioen kan worden gehanteerd die voor werknemers werkzaam in uitzendovereenkomsten nu maximaal 26 gewerkte weken kan bedragen. Deze wachttijd of drempelperiode wordt teruggebracht tot maximaal acht gewerkte weken. In het overgangsrecht wordt een regeling getroffen voor de situatie dat een werknemer op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, meer of minder dan de nieuwe maximale wachttijd of drempelperiode van acht gewerkte weken heeft gewerkt.
Een werknemer die meer dan acht weken heeft gewerkt maar minder dan 26 weken heeft op grond van het huidig recht de maximale periode van de wachttijd of drempelperiode nog niet bereikt, maar heeft op grond van de voorgestelde regeling de maximale periode voor de wachttijd of drempelperiode overschreden. Voor deze situatie wordt geregeld dat deze werknemer op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, de maximale wachttijd of drempelperiode heeft bereikt. Deze werknemer zal dus vanaf dat tijdstip ouderdomspensioen opbouwen en niet met terugwerkende kracht tot het moment dat hij in acht weken had gewerkt.
Voor de situatie dat een werknemer die minder dan acht weken heeft gewerkt wordt geregeld dat de weken die hij heeft gewerkt meetellen voor het bereiken van de nieuwe wachttijd of drempelperiode. Een werknemer die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, in vier weken heeft gewerkt zal na nog vier gewerkte weken de maximale wachttijd of drempelperiode hebben bereikt. Voor de berekening van het aantal gewerkte weken is in beide situaties de regeling in artikel 14, tweede lid, van toepassing.
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst