Artikel 220g Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen
1 De Pensioenwet, zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, blijft van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst, maar uiterlijk op 1 januari 2026, met uitzondering van:
a. de artikelen 1, voor zover relevant voor de in dit lid genoemde artikelen en hoofdstukken, 14, 19, 20, 48, 48a, 49, 50, 51a, 102a, 115a, voor zover het betreft het toevoegen van adviesrecht voor reglementen, 115c, met dien verstande dat er zowel goedkeuringsrecht is voor de premie als de solidariteitsreserve, 144, 220d en 220e; en
b. de hoofdstukken 6a en 6b.
2 De pensioenuitvoerder vermeldt het tijdstip van overgang op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst op zijn website en meldt het aan de toezichthouder.
Consultatiedocument, p. 150:
14.1 Wettelijke en fiscaal kader voor pensioenovereenkomsten
Het nieuwe wettelijk kader geldt voor nieuwe pensioenregelingen die vanaf de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel worden overeengekomen. Nieuwe pensioenregelingen moeten direct voldoen aan de wettelijke en fiscale eisen die in dit wetsvoorstel zijn toegelicht. Dit houdt onder meer in dat de nieuwe pensioenregeling moet passen binnen een van de in hoofdstuk 3 Wettelijk kader pensioenovereenkomsten in nieuwe stelsel beschreven typen premieregelingen. Met uitzondering van de zogenoemde ‘eerbiedigende werking’ voor bestaande progressieve premies, die hieronder wordt toegelicht, moet sprake zijn van een leeftijdsonafhankelijke premie die fiscaal wordt begrensd op 30% van de pensioengrondslag (zie hoofdstuk 5 Wijziging fiscaal kader). Voor de duidelijkheid, onder een nieuwe pensioenregeling wordt niet verstaan een beperkte aanpassing van een bestaande pensioenregeling, zoals het verlaging van het opbouwpercentage van een uitkeringsovereenkomst.
Het huidige wettelijk kader voor pensioenregelingen, waaronder het fiscale kader, blijft tot uiterlijk 2026 van toepassing. Op dat moment moeten alle pensioenuitvoerders zijn overgestapt op een van de typen pensioenovereenkomsten die in hoofdstuk 3 zijn beschreven. Zoals gezegd kunnen partijen ervoor kiezen om eerder over te stappen op een nieuwe pensioenovereenkomst. Tot het overstapmoment blijft het mogelijk om in een uitkeringsovereenkomst tijdsevenredig nieuwe pensioenaanspraken op te bouwen. Het huidige fiscale kader blijft daarop van toepassing, waaronder de begrenzing van de jaarlijkse opbouw van de pensioenuitkering.
Het huidig fiscale kader voor een uitkeringsovereenkomst staat toe dat werkgevers herstelpremies betalen of bijstortingen doen. In het nieuwe pensioenstelsel zijn deze extra betalingen alleen mogelijk voor zover daarmee de fiscale premiegrens niet wordt overschreden. Ingeval de bestaande pensioenaanspraken en –rechten niet worden ingevaren, blijft het bestaande fiscale kader van toepassing op bijstortingen en herstelpremies gericht op die aanspraken en rechten. Zie hiervoor ook hoofdstuk 5 Wijziging fiscaal kader.
[…]
Consultatiedocument, p. 150-151:
14.2 Wettelijk kader voor pensioenuitvoering
De hoofdstukken 4 en 5 van de Pensioenwet, en de op die hoofdstukken gebaseerde lagere regelgeving, kaderen het handelen in van pensioenuitvoerders (hoofdstuk 4) en specifiek pensioenfondsen (hoofdstuk 5). In de fase tussen de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en het einde van de overgangsperiode kan het betreffende kader voor pensioenuitvoering ook verschillen tussen sectoren en ondernemingen. Het bestaande kader blijft van toepassing op de uitvoering van pensioenovereenkomsten die vóór de inwerkingtreding van de wet tot stand zijn gekomen. Vanaf het moment waarop de uitvoerder een na de inwerkingtreding van deze wet afgesproken pensioenregeling gaat uitvoeren, geldt voor de nieuwe pensioenopbouw het nieuwe kader.
Een pensioenfonds kan op verzoek van sociale partners besluiten om de bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten die zijn opgebouwd tot de overstap op de nieuwe pensioenovereenkomst, ‘in te varen’ naar de nieuwe pensioenovereenkomst, middels een interne collectieve waardeoverdracht. [voetnoot 202: Artikel 83, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioenwet.] Na die collectieve waardeoverdracht geldt het nieuwe wettelijk kader ook voor die eerder opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
14.3 Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen
Met dit wetsvoorstel wordt het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen gewijzigd. Zie hiervoor hoofdstuk 4b Financieel toetsingskader na transitieperiode. Het gewijzigde kader is van toepassing vanaf het moment waarop een pensioenfonds overstapt op het uitvoeren van het nieuwe contract of de verbeterde premieregeling. Op grond van deze premieregelingen ontstaan voor pensioenfondsen geen nieuwe verplichtingen inzake ouderdomspensioen.
Het huidige financieel toetsingskader blijft van toepassing zolang een pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten die vóór de overstap op een nieuwe premieregeling zijn opgebouwd niet invaart. Wel kan een pensioenfonds, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, gedurende de overgangsfase, dus tot uiterlijk 1 januari 2026, gebruik maken van het zogenoemde transitie-ftk. Deze voorwaarden en de strekking van dat transitie –ftk zijn toegelicht in hoofdstuk 4a Transitie-ftk.
[…]
Consultatiedocument, p. 198:
Overgangsrecht algemeen)
In de transitiefase na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kunnen pensioenuitvoerders op verschillende tijdstippen de transitie afronden en overstappen op het nieuwe systeem. Er zullen er dus situaties zijn in die periode waarop de oude regels van toepassing zijn en situaties waarop de nieuwe regels van toepassing zijn. Daarvoor is in dit artikel geregeld dat tot het tijdstip van de transitie de Pensioenwet dan wel de Wvb, zoals die luidt de dag voor inwerkingtreding, van toepassing blijft op de pensioenuitvoerder. Daarbij zijn een aantal uitzonderingen opgesomd zoals de beperking van de maximale wachttijd voor uitzendkrachten die vanaf de inwerking steeds zal gelden en het hoofdstuk dat betrekking heeft op de transitieperiode.
Om zo veel mogelijk inzichtelijk te maken welk overgangsrecht van toepassing is wordt in het tweede lid geregeld dat de pensioenuitvoerder op een website bekend maakt op welk moment de transitie wordt afgerond (en dus volledig het nieuwe recht van toepassing zal zijn). De pensioenuitvoerder meldt dit ook aan de toezichthouder, die daar door het implementatieplan al van op de hoogte zal zijn.
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst
Hier de tekst